3 augustus


De val van Assyrië en de opkomst van Babylonië

De profetieën over de volken worden al bewaarheid. Overal in het buitenland heerst onrust. Assyrië, Babylon en Egypte strijden om de macht. Juist toen Jeremia in 626 voor Christus zijn bediening begon, kwam Nabopolassar tegen Assyrië in opstand en stichtte het Babylonische Rijk. Nu, zo'n veertien jaar later, is de tijd aangebroken voor de vervulling van de profetieën van Nahum en anderen over de val van Ninevé. Het duurt slechts twee maanden voordat Ninevé in 612 voor Christus op de knieën wordt gedwongen door een gezamenlijk beleg van de Meden, de Babyloniërs en de Scythen (afkomstig uit de streek ten noorden van de Zwarte Zee). Onder Nabopolassar groeit Babylonië uit tot een macht die het hoogste gezag over de wereld heeft. Maar Babylonië moet eerst afrekenen met wat er nog over is van Assyrië en met de Egyptische farao Necho, die in 610 voor Christus zijn vader Psammetichus I opvolgt. Wanneer Necho de groeiende dreiging van Babylonië onderkent, besluit hij om het kleine aantal resterende Assyrische troepen in te lijven. Dat actieplan geeft hem de kans om helemaal naar de andere kant van Kanaän te trekken.
Tijdens deze gebeurtenissen verliest Juda haar goede koning Josia. Het is niet duidelijk waarom Josia besluit Egypte aan te vallen, maar hij leidt zijn leger naar Megiddo, een stad aan de zuidelijke rand van het dal van Megiddo (de vlakte van Jizreël). Daar wordt hij dodelijk verwond. Hier volgt het verslag over Josia's vroegtijdige dood en over het korte bewind van zijn zoon Joahaz. Necho vervangt deze Joahaz door Eljakim, een broer van Joahaz, die van de farao vervolgens de nieuwe naam Jojakim krijgt. In deze periode probeert Necho van Juda een bufferstaat te maken tussen zijn eigen land en Babylonië.

2 Kon. 23:29,30a, 2 Kron. 35:20-25 - Het dal van Megiddo (609 v.C.)
JOSIA IN STRIJD GEDOOD. Korte tijd later, nadat Josia de orde in de tempeldienst had hersteld, trok koning Necho van Egypte met zijn leger naar het plaatsje Karkemis aan de rivier de Eufraat om de strijd aan te binden met de Assyriërs. Daarop verklaarde koning Josia hem de oorlog. Maar koning Necho stuurde boodschappers naar Josia met de mededeling: "Ik wil niet tegen u vechten, koning van Juda! Ik ben uitsluitend gekomen om de strijd aan te binden met de koning van Assyrië. Laat mij met rust! God heeft gezegd dat ik mij moest haasten. Meng u niet in de zaken van God, anders zal Hij u vernietigen, want Hij staat aan mijn kant."
Maar Josia weigerde zich terug te trekken en in het dal van Megiddo raakten de beide legers slaags. Josia had zijn koninklijke gewaad uitgetrokken en zich vermomd, zodat de vijand hem niet kon herkennen. Josia wilde niet geloven dat Necho in opdracht van God handelde.
Tijdens de slag raakten de vijandelijke boogschutters koning Josia echter met hun pijlen en verwondden hem dodelijk. "Ik ben gewond, breng mij van het slagveld", riep hij zijn mannen toe. Zij tilden hem uit zijn eigen strijdwagen en legden hem in een andere wagen, die hem terugbracht naar Jeruzalem. Het mocht echter niet meer baten. In de stad aangekomen, overleed hij. Hij werd daar op de koninklijke begraafplaats begraven en heel Juda en Jeruzalem rouwden om hem.
De profeet Jeremia schreef speciaal een rouwlied over hem. De tempelzangers zingen nu nog steeds rouwliederen over Josia, want deze liederen werden opgenomen in de officiële bundel van Klaagliederen.

2 Kon. 23:30b,31, 2 Kron. 36:1,2 - Jeruzalem
JOAHAZ (SALLUM) WORDT KONING. Het volk van Israël koos Josia's zoon Joahaz tot nieuwe koning. Hij was 23 jaar toen hij aan het bewind kwam, maar hield het slechts drie maanden vol.

2 Kon. 23:32
KARAKTER VAN JOAHAZ. Hij voerde een goddeloos bewind, evenals zijn voorgangers.

2 Kon. 23:33, 2 Kron. 36:3 (609 v.C.)
NECHO NEEMT JOAHAZ GEVANGEN. Farao Necho sloot hem op in de stad Ribla in de streek Hamath om te voorkomen dat hij in Jeruzalem aan de macht kwam. Hij eiste van Juda een belasting van 3000 kilo zilver en dertig kilo goud.

2 Kon. 23:34,36, 2 Kron. 36:4,5a (608 v.C.)
JOJAKIM TOT SCHADUWKONING BENOEMD. Daarna koos de Egyptische koning Eljakim, een andere zoon van Josia, uit om in Jeruzalem als koning te regeren en veranderde diens naam in Jojakim. Koning Joahaz werd meegenomen naar Egypte, waar hij enige tijd later stierf.
Toen Jojakim koning werd, was hij 25 jaar en zijn bewind in Jeruzalem duurde elf jaar. De naam van zijn moeder was Zebudda, een dochter van Podaja uit Ruma.

2 Kon. 23:37, 2 Kron. 36:5b
JOJAKIMS KARAKTER. Ook zijn bewind was goddeloos, net als dat van zijn voorgangers.

2 Kon. 23:35
BELASTINGEN AAN NECHO. Jojakim zorgde ervoor dat de belasting die de Farao eiste, ook werd opgebracht overeenkomstig de aanslagen die hij oplegde.

Jer. 22:10-17
PROFETIE OVER JOAHAZ.

  Huil niet om de doden!
  Huil liever om de gevangenen die zijn weggevoerd!
  Want zij zullen nooit meer terugkeren
  en hun geboorteland niet meer terugzien.

Want de HERE zegt het volgende over Sallum, die zijn vader Josia als koning opvolgde en in gevangenschap werd weggevoerd: Hij zal in een ver land sterven en zijn eigen land niet terugzien.

  Pas op, koning Jojakim,
  want u bouwt uw prachtige paleis met behulp van dwang-arbeid.
  Omdat u geen lonen betaalt, voegt u de muren met onrechtvaardigheid
  en de deurposten en vensterbanken met onderdrukking.
  U zegt: Ik zal een prachtig paleis bouwen
  met grote zalen en veel vensters,
  het houtwerk wordt van kostbaar cederhout
  en het wordt in een mooie rode kleur uitgevoerd.

  Maar veel cederhout in uw paleis
  maakt u nog geen machtige koning!
  Waarom regeerde uw vader Josia zo lang?
  Omdat hij in alle opzichten rechtvaardig en eerlijk was.
  Daarom zegende God hem.
  Hij zorgde ervoor dat armen en noodlijdenden geholpen werden
  en daarom ging het hem goed.
  Hij begreep wat het betekende Mij te kennen,
          zegt de HERE.
  Maar u! U bent hebzuchtig en één en al oneerlijkheid!
  U vermoordt onschuldigen,
  onderdrukt armen
  en regeert met een meedogenloze hardheid.

Aanklacht tegen Jeremia

Nu Josia's positieve invloed is verdwenen en zijn zonen Juda weer in het verderf hebben gestort, bevindt Jeremia zich in groter gevaar dan ooit. Hij wordt hieraan herinnerd door een confrontatie waarin hij slechts op het nippertje zijn leven weet te behouden.

Jer. 26:1-6
VOORSPELLING OVER JERUZALEM. In een van de eerste regeringsjaren van koning Jojakim van Juda kreeg Jeremia deze boodschap van de HERE: "Ga bij de tempel van de HERE staan en spreek daar de mensen toe, die uit alle delen van Juda komen om de HERE te aanbidden. Geef hun de hele boodschap; vergeet niet één woord van wat Ik hun wil laten horen. Want misschien zullen zij luisteren en terugkeren van hun slechte wegen. Dan kan Ik het onheil tegenhouden waarmee Ik hen wilde straffen voor hun zonden. Zeg hun het volgende namens de HERE: 'Als u niet naar Mij wilt luisteren en de wetten die Ik u heb gegeven, niet wilt gehoorzamen en als u niet wilt luisteren naar mijn dienaren, de profeten (want Ik heb hen keer op keer naar u toegestuurd om u te waarschuwen, maar u wilde niet naar hen luisteren) dan zal Ik deze tempel verwoesten, net als de tabernakel in Silo. Dan zal Ik Jeruzalem tot een vloek maken voor elk volk op aarde."

Jer. 26:7-9
PRIESTERS BEDREIGEN JEREMIA. Toen Jeremia deze boodschap had uitgesproken en alles had gezegd wat de HERE hem had opgedragen, kwamen de priesters, de profeten en alle mensen die zich in de tempel bevonden, dreigend op hem af en schreeuwden: "Dood hem! Dood hem!" "Welk recht hebt u te zeggen dat de HERE deze tempel net zo zal verwoesten als die in Silo?" riepen zij. "Wat bedoelt u met: Jeruzalem zal worden verwoest en er zal niemand in leven blijven?"

Jer. 26:10,11
AANKLACHT TEN OVERSTAAN VAN LEIDERS. Toen de leiders van Juda hoorden wat er aan de hand was, haastten zij zich van het paleis naar de tempel en namen plaats bij de toegang van de tempel om daar recht te spreken. De priesters en valse profeten brachten hun beschuldigingen naar voren ten aanhoren van de leiders en de andere toehoorders. "Deze man moet sterven!" zeiden zij. "U hebt zelf gehoord dat hij een verrader is, want hij heeft tegen deze stad geprofeteerd."

Jer. 26:12-15
JEREMIA'S VERDEDIGING. Toen kreeg Jeremia het woord om zich te verdedigen. "De HERE heeft mij gestuurd", zei hij, "om tegen deze tempel en deze stad te profeteren. Elk woord dat ik heb gezegd, heeft Hij mij in de mond gelegd. Maar als u ophoudt met zondigen en de HERE, uw God, gaat gehoorzamen, zal Hij de straf die Hij tegen u heeft aangekondigd, niet uitvoeren. Wat mij betreft: U hebt mij in uw macht, doe met mij wat u goed lijkt. Eén ding is echter zeker: Als u mij doodt, doodt u een onschuldige en de verantwoordelijkheid daarvoor zal op uzelf en op deze stad en ieder die hier woont, neerkomen; want het is echt waar dat de HERE mij heeft gestuurd om de woorden die u van mij hebt gehoord, uit te spreken."

Jer. 26:16-19
VERDEDIGD DOOR DERDEN. Na dit gehoord te hebben, zeiden de leiders en het volk tegen de priesters en de valse profeten: "Deze man verdient de doodstraf niet, want hij heeft tegen ons gesproken in naam van de HERE, onze God."
Enkele wijze, oude mannen stonden op en richtten zich tot de menigte met de woorden: "Deze mensen hebben gelijk, want tijdens de regering van koning Hizkia van Juda profeteerde de Morastiet Micha in de naam van de HERE:

  'Deze heuvel van Sion zal worden omgeploegd als een akker
  en de stad Jeruzalem zal veranderen in een ruïne.
  Op de heuveltop waar nu de tempel staat, zal een bos groeien!'

En brachten koning Hizkia en zijn mensen hem hierom ter dood? Nee, zij bekeerden zich van hun zonden, aanbaden de HERE en smeekten Hem of Hij genadig voor hen wilde zijn. De HERE voerde de vreselijke straf die Hij had aangekondigd, niet uit. Als wij Jeremia doden, omdat hij ons de boodschap van de HERE doorgeeft, wie weet wat de HERE dan met ons zal doen!"

Jer. 26:24
JEREMIA VRIJGELATEN. Intussen nam Safans zoon Ahikam, de secretaris van de koning, Jeremia in bescherming, zodat het volk niet de kans kreeg hem te doden.

Jer. 26:20-23
URIA'S LOT IS ERGER. Een andere echte profeet van de HERE, Uria, de zoon van Semaja, uit Kirjath-Jearim, profeteerde gelijktijdig met Jeremia tegen de stad en het land. Maar toen koning Jojakim, zijn legeraanvoerders en de andere leiders hoorden wat deze man zei, gaven zij bevel dat hij moest worden gedood. Uria hoorde dat echter en vluchtte naar Egypte. Toen stuurde koning Jojakim Elnathan, de zoon van Achbor, met enige mannen naar Egypte om Uria gevangen te nemen. Zij slaagden daarin en brachten hem terug naar koning Jojakim, die hem met het zwaard liet doden en begroef op de begraafplaats van het gewone volk.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- augustus



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen