9 juni


Obadja's profetie tegen Edom

De geschiedenis van Gods wonderbaarlijke werken in de aangelegenheden van Israël en Juda vormt de context voor de profetie van Obadja, misschien wel de eerste van diverse geschreven profetieën die later in de Schrift werden bijeengebracht. Er is weinig bekend over Obadja, behalve dat zijn naam “dienaar van God” betekent. Sommigen geloven dat Obadja in een latere tijdsperiode geplaatst dient te worden, mogelijk zelfs 250 jaar later. Anderen suggereren dat de huidige historische context de juiste context is, gebaseerd op de krachtige bewoordingen waarmee Edom wordt aangevallen; Edom is zojuist in opstand gekomen en heeft kennelijk zijn steun gegeven aan de Filistijnse en Arabische belagers van Juda. Obadja spreekt over twee onderwerpen: ten eerste over de hoogmoedige trots van de Edomieten, die vanwege hun vestingen in de berg Seir, ten zuiden van Juda, een vals gevoel van veiligheid en zekerheid hebben gekregen; en ten tweede over hun bereidwilligheid om de partijen te helpen die Juda wensen te vernietigen.
Deze kwestie ligt heel gevoelig voor de nakomelingen van Israël. Het is belangrijk dat we niet vergeten dat de Edomieten de nakomelingen zijn van Esau, die met Jacob (Israël) een strijd om suprematie had gevoerd. In de eeuwen die verstreken zijn sinds de verzoening tussen de twee broers heeft er veel wrijving bestaan tussen de twee volken. De Edomieten weigerden de Israëlieten de doortocht op hun weg naar Kanaän; zowel Saul als David vochten met en bedwongen Edom; en Salomo drukte tijdens zijn heerschappij een opstand de kop in. Wanneer de Edomieten zich tijdens de heerschappij van Joram losworstelen uit de overheersing van Juda, en buitenlandse vijanden steunen, leidt dit dus tot een boze reactie.
Obadja voorspelt dat Edom zal oogsten wat het gezaaid heeft en zelf ten onder zal gaan. De geschiedenis zal de nauwkeurigheid van deze voorspelling bevestigen. Bovendien is de voorspelling niet alleen op dit punt in de geschiedenis relevant; de profetie is tevens een waarschuwing voor alle vijanden van Gods volk, vooral voor hen die “broeders” zouden moeten zijn.

Obad. 1
VOORWOORD. De Oppermachtige HERE liet Obadja in een visioen de toekomst van het land Edom zien.

  "De HERE heeft mij laten weten", zei hij,
  "dat Hij een bode naar de volken heeft gestuurd met het bevel:
  'Luister! U moet uw troepen naar Edom sturen en het vernietigen!

Obad. 2-4
HOOGMOED BERISPT.

  Ik zal u klein maken onder de volken
  en u zult diep worden veracht.
  U bent trots, omdat u in die hoge, ontoegankelijke rotskloven woont.
  U bluft: 'Wie zou ons hier ooit kunnen bereiken?'
  Bedrieg uzelf niet!
  Al vloog u zo hoog als een arend
  en bouwde u een nest tussen de sterren,
  Ik zou u daar vandaan naar beneden laten tuimelen',
          zegt de HERE.

Obad. 5-7
KWETSBAARHEID DUIDELIJK GEMAAKT.

  "Het zou voor u veel beter zijn geweest
  als er 's nachts dieven waren gekomen om u te beroven.
  Want die zouden niet alles hebben meegenomen.
  U zou er zelfs meer bij gebaat zijn als uw wijngaarden waren geplunderd.
  Want dan zou altijd nog een restant zijn overgebleven.
  Alle verborgen schatten van Esau's nakomelingen
  zullen worden opgespoord en meegenomen.
  Al uw bondgenoten zullen zich tegen u keren en u uit uw land zetten.
  Zij zullen vrede beloven, maar zijn in werkelijkheid op uw ondergang uit.
  Uw beste vrienden zullen valstrikken voor u spannen
  en uw tegenmaatregelen zullen niets uithalen.

Obad. 8-14
REDEN VOOR STRAF.

  Op die dag",
          zegt de HERE,
  "zal in Edom geen enkele wijze man meer worden gevonden.
  Want Ik zal de wijze mannen van Edom vullen met onverstand.
  Ook de dappere soldaten uit Teman zullen verbijsterd zijn
  en niets kunnen doen
  om de slachtpartij op de bergen van Edom te voorkomen.
  U hebt uw broer Israël vreselijke dingen aangedaan.
  Beschaamd en weerloos zult u daarom voorgoed worden uitgeroeid.
  Want in tijden van nood liet u Israël in de steek.
  U ging aan de kant staan en stak geen hand uit om te helpen
  toen binnenvallende troepen haar soldaten als krijgsgevangenen meenamen
  en Jeruzalem door loting onder elkaar verdeelden.
  U was geen haar beter dan al die vijanden.
  Dat had u niet moeten doen.
  U had geen leedvermaak mogen hebben,
  toen zij uw broer naar vreemde landen wegvoerden.
  U had zich niet mogen verheugen over zijn ongeluksdag.
  U had niet de spot met hem mogen drijven
  toen hij in nood verkeerde.
  Kom niet naar Israël op die rampzalige dag.
  Maak u niet meester van de buit
  en heb geen leedvermaak over haar ondergang.
  Ga niet op kruispunten staan
  om degene die proberen te vluchten, te vermoorden.
  Neem de overlevenden niet gevangen
  om hen uit te leveren aan hun vijanden
  in die tijd van barre ellende.

Obad. 15-18
TOEKOMSTIGE VERNIETIGING.

  Binnenkort zal de HERE wraaknemen
  op alle heidense volken.
  Wat u Israël hebt aangedaan, zal u nu zelf overkomen.
  U krijgt uw verdiende loon.
  Zoals u op mijn heilige berg hebt gedronken,
  zo zullen alle omringende volken drinken uit de beker met mijn straf
  en worden als nooit bestaan.
  Maar de berg Sion zal een toevluchtsoord zijn,
  een afgezonderde schuilplaats.
  Het volk Israël zal het land weer in bezit nemen.
  Israël zal zijn als een vuur
  dat de stoppelvelden van Edom in brand steekt.
  Er zullen geen overlevenden in Edom zijn,
          omdat de HERE het zo heeft bevolen.

Obad. 19-21
GODS VOLK HERSTELD.

  Dan zal mijn volk dat in Negeb woont,
  het berggebied van Edom in bezit nemen.
  Die in het laagland wonen,
  zullen het land van de Filistijnen innemen
  en weer beslag leggen op de velden van Efraïm en Samaria.
  En het volk Benjamin en Gilead weer in bezit nemen.
  De Israëlitische ballingen zullen terugkeren naar het land van de Kanaänieten
  tot Sarfath in het noorden bezetten.
  En de mensen uit Jeruzalem, die in ballingschap waren in Sefarad in Klein-Azië,
  zullen terugkeren naar hun vaderland
  en de steden aan de rand van de Negeb veroveren.
  Want verlossers zullen naar de berg Sion komen
  en heersen over heel Edom.
  En de HERE zal hun koning zijn!"

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- juni



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen