23 september


PERIODE VAN HERSTEL

(ca. 535 – 425 voor Christus)


Eerste terugkeer naar Jeruzalem

De opkomst van het Perzische Rijk zal een echte zegen blijken te zijn voor het verbannen volk van Israël. In tegenstelling tot de Assyriërs en de Babyloniërs, die geloofden dat hun gevangenen uit hun eigen land ontworteld moesten worden, bedrijven de Perzen een politiek waarin zij gevangenen repatriëren en de status quo van de politieke, sociale en religieuze situatie in overwonnen landen zo veel mogelijk proberen te behouden. Het idee hierachter is kennelijk dat een gelukkig volk minder snel in opstand zal komen. Daarom, en natuurlijk ook om Gods beloofde herstel te bewerkstelligen, wordt door Kores de Grote in 539-538 voor Christus een enorm belangrijke stap gezet. Hij vaardigt het decreet uit dat vrijwilligers onder de Joden aanmoedigt om naar Jeruzalem terug te keren en de tempel te herbouwen.

Ezra 1:1-4, 2 Kron. 36:22,23 (539-538 v.C.)
DECREET VAN KORES. In het eerste jaar dat Kores koning van Perzië was, vervulde de HERE een profetie van Jeremia. Hij bewoog koning Kores ertoe een oproep door zijn hele land te laten gaan, die luidde:

"Ik, Kores, koning van Perzië, kondig hierbij aan dat de HERE, de God van Israël, Die mij alle koninkrijken op aarde heeft gegeven, mij heeft opgedragen de tempel in Jeruzalem te herbouwen. Alle Joden in mijn rijk mogen terugkeren naar Jeruzalem en moeten helpen bij de herbouw van de tempel van de HERE, de God van Israël, Die in Jeruzalem woont. God zij met hen. Degenen die níet meegaan, moeten hen die wél gaan, steunen met zilver en goud, allerlei goederen en vee. Laten zij er ook een vrijwillige gift bij doen voor de herbouw van de tempel van God in Jeruzalem."

Stel je de opwinding en de feestvreugde eens voor wanneer het nieuws over dit decreet alle gevangenen in ballingschap bereikt! Toch ontstaat er al meteen een dilemma. Het volk van Israël is al meer dan zestig jaar uit zijn thuisland weggeweest en is ondertussen behoorlijk ingeburgerd in de Babylonisch-Perzische samenleving.
Mensen die Jeremia's advies hebben opgevolgd, hebben huizen gekocht of gebouwd, zijn in hun nieuwe woongebied begonnen met handel en ambachten en hebben een nieuwe taal geleerd en een nieuwe leefwijze aangenomen. Er is ondertussen ook een volledig nieuwe generatie Joden die nog nooit een voet op het grondgebied van Palestina heeft gezet. Er is daarom een pioniersgeest nodig om een welvarende situatie achter te laten in ruil voor de troosteloosheid van het Palestijnse landschap.
Ondanks deze problematiek beslissen meer dan 42.000 mensen om terug te keren onder leiding van Sesbazzar, die als gouverneur is aangesteld. Familieleden en buren geven wat zij kunnen geven om bij te dragen aan de herbevolking en de wederopbouw van de tempel. Zelfs Kores draagt een steentje bij door de tempelvoorwerpen terug te geven die Nebukadnezar had buitgemaakt.
Alles is gereed en in 538 voor Christus vindt de grote migratie plaats. Nog geen twee jaar later, in 536 voor Christus, is de eerste fase van de herbevolking voltooid en de fundering van de tempel gelegd – zeventig jaar na de eerste deportatie, in 605 voor Christus! Toch ontmoeten zij vanaf het begin al weerstand. Het herstel zal geen gemakkelijke opgave zijn.

Ezra 1:5,6 - Babylonië (539-538 v.C.)
VOORBEREIDINGEN OP TERUGKEER. De Geest van God gaf de leiders van de stammen Juda en Benjamin en de priesters en Levieten het verlangen meteen naar Jeruzalem terug te keren om de tempel te herbouwen. Alle Joodse ballingen die liever in Perzië bleven, hielpen hen zoveel mogelijk en gaven giften mee voor de tempel.

Ezra 1:7-11
TEMPELVOORWERPEN TERUGGEGEVEN. Koning Kores schonk een aantal gouden schalen en andere kostbare voorwerpen. Die had koning Nebukadnezar meegenomen uit de tempel in Jeruzalem en neergezet in de tempels van zijn eigen goden. Koning Kores gaf Mithredath, de schatbewaarder van Perzië, opdracht deze geschenken te overhandigen aan Sesbazzar (hij was de leider van de ballingen, die naar Juda terugkeerden). Kores schonk

  dertig gouden schalen,
  1000 zilveren schalen,
  29 messen,
  dertig gouden bekers,
  vierhonderd en tien zilveren bekers
  en duizenden andere voorwerpen.

In totaal 5400 gouden en zilveren voorwerpen werden Sesbazzar overhandigd. Hij moest ervoor zorgen dat alles van Babel naar Jeruzalem werd gebracht bij de terugkeer van de ballingen.

Ezra 2:1-35
LIJST VAN TERUGKERENDE BALLINGEN. Hier volgt een lijst van Joodse ballingen, die teruggingen naar Jeruzalem en de andere steden in Juda. Hun ouders waren door koning Nebukadnezar naar Babel gedeporteerd. De leiders waren Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Seraja, Reëlaja, Mordechai, Bilsan, Mispar, Bigvai, Rehum en Baäna. Anderen die terugkeerden, waren

  de familie Paros (2172 personen),
  de familie Sefatja (372),
  de familie Arah (775),
  de familie Pahath-Moab, de nakomelingen van Jesua en Joab (2812),
  de familie Elam (1254),
  de familie Zattu (945),
  de familie Zakkai (760),
  de familie Bani (642),
  de familie Bebai (623),
  de familie Azgad (1222),
  de familie Adonikam (666),
  de familie Bigvai (2056),
  de familie Adin (454),
  de familie Ater, de nakomelingen van Jehizkia (98),
  de familie Bezai (323),
  de familie Jora (112),
  de familie Hasum (223),'
  de familie Gibbar (95),'
  de familie Bethlehem (123),
  de familie Netofa (56),
  de familie Anathoth (128),
  de familie Azmaveth (42),
  de families Kirjath-Arim, Kefira en Beëroth (743),
  de families Rama en Gaba (621),
  de familie Michmas (122),
  de families Bethel en Ai (223),
  de familie Nebo (52),
  de familie Magbis (156),
  de andere familie Elam (1254),
  de familie Harim (320),
  de families Lod, Hadid en Ono (725),
  de familie Jericho (345)
  en de familie Sena (3630).

Ezra 2:36-63
De priesters die terugkeerden:

  de familie Jedaja van Jesua (973),
  de familie Immer (1052),
  de familie Pashur (1247),
  de familie Harim (1017).

Terugkerende Levieten:

  de familie Jesua van Kadmiël van Hodavja (74).

Terugkerende zangers:

  de familie Asaf (128).

Poortwachters die terugkeerden, waren

  de families Sallum, Ater, Talmon, Akkub, Hatita en Sobai: in totaal 139 personen.

Tempelhorigen die terugkeerden, waren

  de families Ziha, Hasufa, Tabbaoth,
  Keros, Siaha, Padon,
  Lebana, Hagaba, Akkub,
  Hagab, Samlai, Hanan,
  Giddel, Gahar, Reaja,
  Rezin, Nekoda, Gazzam,
  Uzza, Paseah, Besai,
  Asna, Meünim, Nefusim,
  Bakbuk, Hakufa, Harhur,
  Bazluth, Mehida, Harsa,
  Barkos, Sisera, Temah,
  Neziah en Hatifa.

Ook een aantal nakomelingen van Salomo's dienaren maakte de reis. Dit waren

  de families Sotai, Sofereth, Peruda,
  Jaäla, Darkon, Giddel,
  Sefatja, Hattil,
  Pocheret-Hazzebaïm en Ami.

Bij elkaar geteld waren er 392 tempelhorigen en nakomelingen van Salomo's dienaren bij. In diezelfde tijd keerde nog een groep ballingen terug naar Jeruzalem. Deze mensen kwamen uit de Perzische steden Tel-Melah, Tel-Harsa, Kerub, Addan en Immer, maar zij konden niet aantonen dat zij werkelijk Israëlieten waren. Tot hen behoorden

  de families Delaja, Tobia en Nekoda met in totaal 652 personen.

Drie priesterfamilies gingen ook naar Jeruzalem. Het waren

  de families Habaja, Hakkoz en Barzillai (hij was met één van de dochters van Barzillai getrouwd en had haar naam aangenomen).

Maar ook zij konden niet schriftelijk aantonen dat zij Israëlieten waren en mochten daarom niet meer als priester dienst doen. De leiders verboden hun zelfs te eten van dat deel van het offervlees dat voor de priesters bestemd was. Het verbod zou pas worden opgeheven wanneer een priester God met de Urim en Tummim had gevraagd of zij werkelijk afstammelingen van priesters waren.

Ezra 2:64-67
TOTALE AANTAL. In totaal keerden 42.360 personen naar Jeruzalem terug. Er gingen ook nog eens 7337 slaven en slavinnen en 200 zangers en zangeressen mee. Zij hadden 736 paarden, 245 muildieren, 435 kamelen en 6720 ezels bij zich.

Ezra 2:68,69
OFFERGAVEN TE JERUZALEM. Bij aankomst in Jeruzalem schonken enkele leiders grote bedragen voor de herbouw van de tempel. Ieder gaf zoveel hij kon. De totale waarde van hun giften bedroeg ongeveer 61.000 gouden munten en 2500 kilo zilver. Er waren tevens honderd stellen onderkleren voor de priesters bij.

Ezra 2:70
KOLONISTEN VERSPREIDEN ZICH. De priesters en Levieten en een aantal gewone mensen vestigden zich in Jeruzalem en omgeving. De zangers, poortwachters, tempelhorigen en de rest van de mensen gingen wonen in de andere steden van Juda en keerden zo terug naar de plaats waar zij oorspronkelijk vandaan kwamen.

Ezra 3:1-6
ALTAAR HERBOUWD. In het begin van de zevende maand reisde iedereen die naar Juda was teruggekeerd, naar Jeruzalem. Het altaar van de God van Israël werd herbouwd door Jesua, de zoon van Jozadak, en zijn broers, de priesters, en door Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en zijn broers. Eindelijk kon het weer worden gebruikt om brandoffers te brengen zoals was voorgeschreven in de wet die Mozes van God had gekregen. Het altaar werd op zijn vroegere fundamenten herbouwd. Zij brachten er meteen brandoffers op (zowel die voor de ochtend als voor de avond), want zij waren bang voor een aanval van vreemde volken. Ook het Loofhuttenfeest werd gevierd zoals in de wet van Mozes was voorgeschreven. Op elke dag van het feest brachten zij brandoffers van het vereiste soort en aantal. De teruggekeerde ballingen begonnen met het brengen van het dagelijks brandoffer; ook het brandoffer voor elke nieuwe maand en voor alle feesten voor de HERE werd weer ingesteld. De mensen brachten daar ook hun vrijwillige offers aan de HERE. Vanaf de eerste dag van die maand brachten de priesters weer brandoffers aan de HERE (dit gebeurde vóórdat het fundament van de tempel van de HERE werd gelegd).

Ezra 3:7
VOORBEREIDINGEN VOOR TEMPEL. De Israëlieten huurden steenhouwers en timmerlieden en kochten cederhout van de inwoners van Tyrus en Sidon in ruil voor voedsel, drank en olijfolie. Het hout werd uit de bergen van de Libanon gehaald en dreef langs de kust van de Middellandse Zee naar Jafo. Dit gebeurde met toestemming van koning Kores.

Ezra 3:8,9
FUNDERING VAN TEMPEL GELEGD. In de tweede maand van het tweede jaar na aankomst in Jeruzalem begon de bouw van de tempel. Alle ex-ballingen werkten mee. De leiding was in handen van Zerubbabel, de zoon van Sealthiël en Jesua, de zoon van Jozadak, en hun broers, de priesters en de Levieten. Zij stelden de Levieten van twintig jaar en ouder aan om toezicht te houden op de bouw van het huis van de HERE. Het toezicht op de hele onderneming kregen Jesua (met zijn zonen en broers), Kadmiël (met zijn zonen), alle Judeeërs en ook Henadad (met zijn zonen en broers) uit de stam van Levi.

Ezra 3:10,11
FEESTELIJKE VIERING. Toen de bouwlieden klaar waren met fundering van de tempel, trokken de priesters hun priesterkleding aan en bliezen op trompetten. Asafs nakomelingen (ook Levieten) sloegen de bekkens en prezen de HERE. Dit gebeurde volgens de voorschriften van koning David. Om beurten zongen zij lofliederen voor de HERE.

  "Hij is goed
  en Zijn goedheid en trouw aan Israël zullen blijven tot in eeuwigheid!"

klonk het. Het hele volk begon luid te juichen en loofde de HERE omdat de fundamenten van de tempel waren gelegd.

Ezra 3:12,13
GEMENGDE GEVOELENS. Maar er waren ook veel oudere priesters, Levieten en leiders aanwezig, die de vroegere tempel in al zijn glorie hadden gekend. Zij huilden hardop bij het zien van de fundamenten, terwijl de anderen het uitjubelden van vreugde! Huilen en juichen klonken door elkaar. Het geluid was tot in de verre omtrek te horen.

Ezra 4:1-3
VIJANDEN VEINZEN MEDEWERKING. De vijanden van Juda en Benjamin hoorden van de terugkeer van de Israëlieten uit hun ballingschap en van de herbouw van de tempel van de HERE, de God van Israël. Daarom benaderden zij Zerubbabel en de andere leiders. "Laat ons helpen", stelden zij voor, "want wij aanbidden uw God ook. Wij hebben aan Hem geofferd sinds koning Esarhaddon van Assyrië ons hier heeft gebracht."
"Nee", antwoordden Zerubbabel, Jesua en de andere leiders. "U kunt hieraan niet meedoen. De tempel van de HERE, de God van Israël, mag alleen door Israëlieten worden gebouwd. Zo heeft koning Kores van Perzië het bepaald."

Ezra 4:4,5
TEGENWERKING VAN VIJANDEN. Toen probeerde de plaatselijke bevolking de Israëlieten te ontmoedigen en bang te maken door mensen te sturen, die leugens over hen aan koning Kores vertelden met de bedoeling de bouw te verhinderen. Dit ging zo door tijdens Kores' regering en duurde tot de troonsbestijging van koning Darius.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- september



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen