Fondsenwerving door de kerk

Fondsenwerving door de kerk - Heeft God ons geld nodig?
Het feit dat kerken fondsen nodig hebben kan op het eerste gezicht paradoxaal lijken. Immers, als de kerk aan de almachtige God van het universum toebehoort, waarom zou deze dan enige behoeften hebben? En toch is het een feit dat veel Christelijke bedieningen financiële ondersteuning nodig hebben. En hoe zit het dan met de controverse rond bedieningen die nietsvermoedende gevers voor vele miljoenen euro's hebben uitgeknepen? Wat moeten we van dergelijke schaamteloze daden denken? Dit artikel zal in het kort enkele Bijbelse richtlijnen voor fondsenwerving onderzoeken en bespreken hoe deze op de individuele Christen van toepassing zijn.

Fondsenwerving door de kerk - Een Bijbelse "case study"
Kerkelijke fondsenwervingen kunnen betrekking hebben op een breed scala aan onderwerpen. In onze 21e eeuwse wereld van radioslogans, TV-beelden en "televangelisten" die tot onze harten spreken (en ze soms manipuleren) om onze steun te verkrijgen, is het soms moeilijk te weten wanneer het gepast is om te geven en hoeveel je zou kunnen geven. Gelukkig heeft God ons in Zijn Woord een voorbeeld gegeven van een gepaste "fondsenwerving door de kerk."

We vinden het eerste voorbeeld van een inzameling door de vroege kerk in Handelingen 11:29-30. De gemeente van Jeruzalem bevond zich in een netelige financiële situatie en werd zo het onderwerp van een bijzonder hulpproject. De reden voor de armoedige toestand van de kerk kwam voort uit haar geboorte; de oorspronkelijke kerk bestond voornamelijk uit Joden en Joodse pelgrims die vanuit het hele Romeinse Rijk naar Jeruzalem waren gereisd om daar het Pinksterfeest te vieren. In Handelingen 2 is vastgelegd hoe deze Joodse "Christenen" deel uitmaakten van de 3000 mensen die op wonderbaarlijke wijze tegelijkertijd volgelingen van Jezus werden. Ze bleven daarna in Jeruzalem en vormden daar de eerste gemeente van gelovigen. Hun aanvaarding van Jezus Christus als de Messias leverde hen alleen maar schaamte, vervolging en afwijzing door de andere Joden op. Deze Joodse bekeerlingen hadden geen mogelijkheid om de kost te verdienen en moesten daarom op elkaar vertrouwen voor woonruimte en bestaansmiddelen. De gelovigen van de kerk in Jeruzalem waren gulle gevers. Zij wisten dat alles wat ze hadden het bezit van God was en daarom verkochten zij alles wat ze hadden om elkaar te kunnen helpen.

    "Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden." (Handelingen 2:44-45)
Hun liefde en gulheid onderhielden de kerk, maar al snel waren al hun bezittingen en al hun land verbruikt. De kerk van Jeruzalem had nu echt hulp nodig. Daarom werd de kerk van Jeruzalem door de apostel Paulus het speerpunt gemaakt van een wel heel bijzonder hulpproject. Er werd in alle andere gemeenten in het Middellandse Zee-gebied een collecte gehouden. De brief van Paulus aan de Korintiërs laat ons zien hoe een fondsenwerving door en voor de kerk op een gepaste wijze kan worden uitgevoerd.
    "Wat de collecte voor de heiligen betreft, moet u de richtlijn volgen die ik aan de gemeenten in Galatië gegeven heb: laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzij leggen. Dan hoeft er bij mijn komst geen geld meer te worden ingezameld. Wanneer ik eenmaal bij u ben, zal ik degenen die u hebt uitgekozen om de gaven te overhandigen, met aanbevelingsbrieven naar Jeruzalem laten gaan. Als ik zelf ook de mogelijkheid heb naar Jeruzalem te gaan, zullen ze mij vergezellen." (1 Korintiërs 16:1-4)

Fondsenwerving door de kerk - De Bijbelse principes
Uit de brieven van Paulus kunnen we afleiden dat fondsenwervingen en collectes niet alleen geoorloofd zijn voor de kerk, maar dat het ook om een collectieve inspanning gaat. Paulus zegt: "laat ieder" iets opzij leggen. Wanneer er een werkelijke behoefte ontstaat, dan heeft elke gelovige de verantwoordelijkheid om te helpen in deze behoefte te voorzien. Wanneer een gelovige in armoede leeft, dan betekent dat nog niet dat hij hiervan vrijgesteld is. Zoals door de arme weduwe wordt geopenbaard die haar twee "onbeduidende" muntjes gaf, geeft God om wat zich in je hart afspeelt en niet om de hoeveelheid die je geeft (zie Marcus 12:40-44).

Paulus beantwoordt bovendien de vraag: "Hoeveel moeten we geven?" Gelovigen moeten "naar vermogen" geven; al naar gelang wat hen door God is gegeven. De Bijbel gebiedt gelovigen niet om een vastgesteld bedrag te geven; nee, het is aan ons om te beslissen hoeveel. Wat God het belangrijkste vindt is dat we met een oprecht en vreugdevol hart geven (zie 2 Korintiërs 9:7).

We leren hier ook dat gelovigen horen te sparen zodat zij kunnen geven. Paulus vertelt de Korintiërs om elke week iets "opzij te leggen". Als je wil geven, dan heeft dat te maken met planning en opofferingen; persoonlijke wensen moeten opzij worden gezet. We geven God wat waardevol is, niet de restjes nadat we eerst onze eigen wensen en verlangens hebben bevredigd. Daarnaast voegt Paulus toe dat de gemeente de verantwoordelijkheid heeft om betrouwbare mannen "aan te bevelen" die financiële fondsen kunnen beheren. Handelingen 6:2-3 belicht eveneens het belang van de selectie van godvruchtige mannen die de collecte van de kerk beheren.

De oproep om de kerk in Jeruzalem te helpen was specifiek gericht aan gelovigen. Hoewel dit niet expliciet wordt vermeld, kunnen we toch afleiden dat fondsenwerving door de kerk ook beperkt moet zijn tot de kerk. Veel Christelijke leiders kunnen het hier niet met elkaar over eens worden. Maar, als we ongelovigen om geld zouden vragen, dan kan dat een groot struikelblok vormen. Tenslotte lezen we dat gelovigen de verantwoordelijkheid hebben om zich voor een dergelijke wervingsactie in te zetten tot deze helemaal afgerond is. In een andere passage bemoedigt Paulus de Korinthische kerk door hen te herinneren aan de inzet die zij eerder toonden en door hen te vragen om de collecte te voltooien (zie 2 Korintiërs 8:11).

Lees nu deel 2 van "Fondsenwerving door de kerk"!


WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen