29 juli


Jer. 10:1-5
ONMACHT VAN AFGODEN. Luister naar het woord van de HERE, Israël:

  Doe niet als de mensen die hun lot en toekomst
  in de sterren proberen te lezen!
  Wees niet bang voor hun voorspellingen, want het zijn allemaal leugens.
  Het heeft niets om het lijf en is alleen maar dom.
  Zij hakken een boom om,
  maken een afgodsbeeld
  en versieren dat met goud en zilver,
  waarna zij het met hamer en spijkers vastzetten,
  zodat het niet omvalt.
  En daar staat hun god dan, als een hulpeloze vogelverschrikker in een tuin!
  Hij kan niet praten
  en moet gedragen worden,
  want lopen kan hij ook niet.
  Wees niet bang voor zo'n god,
  want hij baat u niet en schaadt u niet.
  U hoeft er helemaal niets van te verwachten.

Jer. 10:6-10
AFGODEN VERGELEKEN MET GOD.

  O HERE, er is geen andere god zoals U.
  Want U bent groot
  en Uw naam heeft kracht.
  Wie zou U niet vrezen,
  Koning van de volken?
  En zo hoort het,
  want onder alle wijze mannen op aarde
  en in alle koninkrijken van deze wereld
  is er niemand zoals U.
  De meest wijze mensen die afgoden vereren,
  zijn toch allemaal dom en dwaas.
  Zij halen geplet zilver uit Tarsis en goud uit Ufaz
  en daarna wordt het produkt van beeldhouwer en goudsmid
  aangekleed met koninklijke purperen gewaden,
  gemaakt door de beste kleermakers.
  Maar de HERE is de enig ware God,
  de levende God, de eeuwige Koning.
  De hele aarde beeft voor Zijn toorn,
  die de wereld niet kan verdragen.

Jer. 10:11-13
JEHOVA SCHIEP HET UNIVERSUM. Zeg dit tegen hen die andere goden vereren: Uw zogenaamde goden, die hemel en aarde niet hebben gemaakt, zullen van de aardbodem verdwijnen.

  Maar onze God schiep de aarde
  met Zijn macht en wijsheid,
  waarmee Hij ook de hemelen uitspreidde.
  Zijn stem klinkt door in de donder en de voortjagende wolken.
  Hij laat mist uit de aarde opstijgen.
  Hij stuurt de bliksem en de regen
  en vanuit Zijn voorraadkamers laat Hij de winden waaien.

Jer. 10:14-16
AFGODEN DOOR DE MENS GESCHAPEN.

  Maar dwaze mensen zonder enige kennis van God buigen voor hun afgodsbeeld,
  het produkt van de goudsmid.
  Het is schandelijk wat deze mensen doen.
  De beelden die zij maken, zijn leugens zonder geest of macht in zich.
  Zij zijn waardeloos en belachelijk;
  zij zullen worden verwoest wanneer hun vereerders omkomen.
  Maar de God van Jakob is niet als deze afgoden.
  Hij is de schepper van alles
  en Israël is het volk dat Hij heeft uitgekozen.
  'HERE van de hemelse legers' is Zijn naam.

Jer. 10:17-22
BALLINGSCHAP NADERT.

  Pak uw spullen! Maak u klaar om te vertrekken,
  want het beleg gaat beginnen.
  Want dit is wat de HERE u te zeggen heeft:
  "Deze keer zal Ik u uit dit land wegslingeren
  en grote rampen over u uitstorten;
  u allen zult gevangen genomen worden."

  Juda klaagt: "Mijn wond doet vreselijk pijn.
  Mijn verdriet is groot.
  Mijn ziekte is ongeneeslijk,
  maar ik moet het dragen.
  Mijn huis is vernield
  en mijn kinderen zijn weggehaald.
  Ik zal hen nooit meer terugzien.
  Er is niemand overgebleven,
  die mij kan helpen mijn huis weer op te bouwen.
  De herders van het volk hebben hun verstand verloren;
  zij volgen God niet meer en vragen zich niet af wat Hij wil.
  Daarom falen ze voortdurend
  en zal hun kudde uiteengejaagd worden.
  Luister! Luister naar het dreigende geluid van machtige legers,
  die vanuit het noorden in aantocht zijn.
  De steden van Juda zullen verblijfplaatsen van jakhalzen worden
  en onbewoonbaar voor mensen."

Jer. 10:23-25
GEBED TEGEN VOLKEN.

  "Och HERE", bad Jeremia, "ik weet dat de mens geen macht heeft
  om zijn eigen leven te bepalen en zijn eigen koers uit te zetten.
  Corrigeer mij daarom, HERE; maar doe het alstublieft rechtvaardig.
  Doe het niet in Uw toorn,
  want dat zou mijn dood betekenen.
  Giet Uw toorn uit over de volken
  die U niet als HERE erkennen.
  Want zij hebben Israël vernietigd
  en het hele land tot een wildernis gemaakt."

Jer. 11:1-5
VERBOND IS VERBROKEN. Toen sprak de HERE opnieuw tegen Jeremia en zei: "Herinner de mannen van Juda en alle inwoners van Jeruzalem eraan dat Ik een verbond heb gesloten met hun voorouders. Vervloekt is de man die zich niet daaraan houdt! Toen Ik hen uit de slavernij in Egypte bevrijdde, heb Ik dit verbond gesloten en hun verteld dat, als zij Mij zouden gehoorzamen en zouden doen wat Ik hun beval, zij en al hun kinderen mijn eigendom zouden zijn en Ik hun God zou zijn. Dan zou Ik ook de eed bevestigen die Ik zwoer ten opzichte van uw voorouders, namelijk om hun een land te geven dat overvloeit van melk en honing; het land dat u momenteel in bezit hebt."
Toen antwoordde ik: "Zo zij het, HERE!"

Jer. 11:6-8
VERVLOEKINGEN VAN VERBOND UITGEVOERD. Daarna zei de HERE: "Breng deze boodschap in de straten van Jeruzalem; ga van stad naar stad het hele land Juda door en zeg: Denk aan het verbond dat uw vaders met God sloten en doe alles wat zij Hem beloofden. Want toen Ik uw vaders uit Egypte bevrijdde, heb Ik waarschuwend tegen hen gezegd (en Ik heb dat tot op deze dag steeds weer herhaald): Gehoorzaam alles wat Ik zeg! Maar uw vaders deden dat niet. Zij wilden zelfs niet luisteren. Nee, zij volgden hun eigen koppige wil en zondige hart. Omdat zij weigerden te gehoorzamen, heb Ik hen gestraft met de straffen, die in het verbond waren opgenomen."

Jer. 11:9-13
VERBOND VERBROKEN DOOR AFGODERIJ. De HERE sprak opnieuw tegen mij en zei: "Ik heb een samenzwering tegen Mij ontdekt onder de mannen van Juda en Jeruzalem. Zij zijn teruggekeerd naar de zonden van hun vaders die weigerden naar Mij te luisteren. Zij aanbidden afgoden. Het verbond, dat Ik met hun vaders heb gesloten, hebben zij verbroken en nietig verklaard. Daarom, zegt de HERE, zal Ik rampen over hen brengen, waaraan zij niet zullen kunnen ontsnappen. Ook al kermen zij om genade, Ik zal niet naar hun smeekbeden luisteren. Dan zullen zij tot hun afgoden bidden en reukwerk voor hen verbranden, maar die zullen hen niet kunnen bevrijden van de rampen. O mijn volk, u hebt net zoveel goden als steden en uw schandelijke altaren waarop u reukwerk voor Baäl verbrandt, staan in elke straat in Jeruzalem.

Jer. 11:14
TE LAAT OM TE BIDDEN. Daarom, Jeremia, moet u niet langer bidden voor dit volk. Huil en smeek niet meer, want Ik zal niet luisteren wanneer het uiteindelijk zo vertwijfeld is dat het Mij om hulp smeekt.

Jer. 11:15-17
HEIDENDOM LOKT BOOSHEID UIT.

  Welk recht heeft mijn geliefde volk nog om naar mijn tempel te komen?
  Want u bent ontrouw geweest en hebt samen met anderen afgoden aanbeden.
  Kunnen beloften en offers uw straf nu nog afwenden
  en u opnieuw leven en vreugde geven ondanks uw goddeloosheid?

  De HERE noemde u altijd Zijn groene olijfboom,
  prachtig om te zien en vol goede vruchten,
  maar nu heeft Hij een woedende storm op u afgestuurd,
  die u met vuur zal verbranden en gebroken en verkoold zal achterlaten.

Vanwege de goddeloosheid van Israël en Juda in het verbranden van reukwerk voor Baäl, heeft de HERE van de hemelse legers, Die deze boom plantte, bevolen hem te vernietigen."

Al deze “gewichtige preken” leiden eindelijk tot een reactie. Maar het is een gewelddadige reactie: de mannen van zijn eigen stad beramen een complot tegen Jeremia (het is ongetwijfeld waar dat “een profeet overal wordt geëerd, behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen familie”). Maar God onthult het complot en redt Jeremia, die zich bewust is van zijn eigen naïviteit omdat hij het complot niet eerder had doorzien.

Jer. 11:18-23
COMPLOT TEGEN JEREMIA. Toen vertelde de HERE mij alles over hun plannen en liet mij de duistere samenzweringen zien, die tegen mij waren beraamd. Ik was zo onwetend geweest als een lam op weg naar de slachterij. Ik wist niet dat zij van plan waren mij te doden!

  "Laten wij deze man en al zijn boodschappen vernietigen", zeiden zij.
  "Laten wij hem doden,
  zodat zijn naam voor altijd wordt vergeten."
  Och HERE van de hemelse legers, U bent mijn rechter.
  Beoordeel de harten en drijfveren van deze mannen.
  Zet hun alles wat zij van plan waren, betaald!
  Ik verwacht rechtvaardigheid van U.

De HERE antwoordde: "De mensen uit de stad Anathoth zullen worden gestraft voor het beramen van een moord op u. Zij zullen tegen u zeggen dat u moet ophouden te profeteren in de naam van God, omdat zij u anders zullen doden. En daarom zullen hun jonge mannen in de strijd omkomen, hun jongens en meisjes zullen verhongeren. Niet één van deze samenzweerders uit Anathoth zal het overleven, want Ik zal een ramp over hen brengen. Hun tijd is gekomen."

Wellicht vanwege deze eerste aanraking met serieuze vervolgingen, voelt Jeremia nu een behoefte om gerustgesteld te worden over zijn zending en over Gods steun. Hij is waarschijnlijk zowel angstig als boos over wat er bijna met hem was gebeurd. Het is daarom goed mogelijk dat deze ervaring de aanzet is geweest tot de volgende woordenwisseling tussen Jeremia en God.

Jer. 12:1-4
JEREMIA BOOS OMDAT GOD NIET INGRIJPT.

  HERE, U bent altijd rechtvaardig
  als ik een zaak aan U voorleg om Uw beslissing te horen.
  Laat mij daarom deze klacht aan U voorleggen:
  Waarom gaat het slechte mensen altijd goed?
  Waarom hebben de goddelozen zo'n gemakkelijk leven?
  U plant ze. Zij schieten wortel, bloeien op en hun handel floreert.
  Hun winsten groeien en zij zijn rijk.
  Zij zeggen: "God zij dank!"
  Maar in hun hart menen zij daar niets van.
  Maar wat mij betreft (HERE, U kent mijn hart)
  U weet hoe ik naar U verlang.
  Sleur hen weg als hulpeloze schapen naar de slachter, HERE.
  Veroordeel hen, o God!
  Hoe lang moet Uw land al hun daden nog verdragen?
  Zelfs het gras in de weiden is erdoor verdord.
  De wilde dieren en de vogels zijn weggetrokken
  vanwege de goddeloosheid van de mensen.
  Maar toch blijven de mensen zeggen:
  "God zal geen oordeel over ons brengen. Ons kan niets gebeuren!"

Jer. 12:5-17
GODS ANTWOORD AAN JEREMIA. De HERE gaf mij als antwoord:

  "Als de wedloop met gewone mensen u al heeft uitgeput,
  hoe zult u dan de wedloop doorstaan tegen paarden,
  tegen de koning, zijn hofhouding en al zijn slechte priesters?
  Als u op vlak terrein al struikelt en valt,
  hoe zal het u dan vergaan in de wildernis bij de Jordaan?
  Zelfs uw broers (uw eigen familie)
  hebben u verraden.
  Achter uw rug spreken zij tegen iedereen kwaad over u.
  Vertrouw hen niet, hoe vriendelijk ze ook praten.
  Geloof hen niet."

Toen zei de HERE:

  "Ik heb mijn volk, mijn erfenis, verstoten;
  Ik heb de mensen van wie Ik houd
  aan hun vijanden overgeleverd.
  Mijn volk heeft als een leeuw tegen Mij gebruld,
  daarom heb Ik het behandeld alsof Ik het haatte.
  Mijn volk is een lokaas.
  Ik zal zwermen roofvogels en wilde dieren
  erop afsturen om het te verscheuren.
  Vele buitenlandse heersers zullen een ravage maken van mijn wijngaard,
  mijn akkers kapottrappen
  en de schoonheid van mijn velden
  in een troosteloze wildernis veranderen.
  Zij zullen het tot een dorre lege woestenij maken.
  Het hele land zal vernield worden
  en niemand zal er naar omzien.
  Verwoestende legers zullen het land plunderen;
  het zwaard van de HERE zal velen doden,
  van de ene kant van het land tot aan de andere kant;
  niemand zal veilig zijn.
  Mijn volk heeft tarwe gezaaid, maar zal dorens oogsten.
  De mensen hebben hard gewerkt, zonder dat het hun iets oplevert.
  Zij zullen een oogst van schande binnenhalen,
  want de vreselijke toorn van de HERE rust op hen."

En nu zegt de HERE tegen de slechte volken die het land omringen, dat God Zijn volk Israël gaf: "Kijk, Ik zal u net zo uit uw land wegrukken als Juda. Maar daarna zal Ik medelijden met u krijgen en u weer terugbrengen naar uw eigen land, iedere man naar zijn erfdeel. En als deze heidense volken snel leren te doen, zoals mijn volk doet en zij bij mijn Naam leren zweren door te zeggen: Zo waar als de HERE leeft, net zoals zij mijn volk bij de naam van Baäl hebben leren zweren, dan zullen zij bij mijn volk gaan horen. Maar ieder volk dat weigert Mij te gehoorzamen, zal weer worden weggejaagd en vernietigd", zegt de HERE.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- juli



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen