19 maart


Gideon en zijn zoon

Alsof de traditionele oorlogvoering nog niet moeilijk genoeg is, worden de mensen van Efraïm en van Manasse aan beide zijden van de Jordaan aangevallen door de Midianieten uit het oosten. Zij zijn het eerste volk waarvan bekend is dat zij kamelen in de strijd gebruiken. De mobiliteit die door de kamelen wordt verkregen stelt de Midianieten in staat om een groot aantal Israëlieten te dwingen in grotten te wonen, ver weg van hun gewassen (die vernietigd worden). God schuift Gideon naar voren, een onwaarschijnlijk leider die slechts met tegenzin het bevel over de troepen, die in aantal door de vijand worden overtroffen, op zich neemt. Gideons eerste strijd tegen de Midianieten is een opwindend voorbeeld van Gods macht, die beschikbaar is wanneer iemand door de vijand overweldigd dreigt te worden. Gideon is zich er terdege van bewust dat zijn overwinningen feitelijk Gods overwinningen zijn; daarom weigert hij om door zijn volk tot koning te worden uitgeroepen. Zelfs wanneer Gideon een gouden efod maakt, die door sommige mensen later op een afgodische manier wordt gebruikt, doet hij dit om de ware God van Israël te eren.
Eén van Gideons zonen, Abimélech, heeft niet hetzelfde sterkte karakter als zijn vader en streeft er actief naar om koning te worden. In dit proces doodt Abimélech zijn vele broers. Hoewel hij erin slaagt om een tijdlang te heersen over een gedeelte van het volk van Manasse rond Sichem, is hij noch een van de rechters die door God naar voren worden geschoven noch een echte koning van Israël. Abimélech is eigenlijk gewoon een voorbeeld van een zoon die weigert in de rechtschapen voetsporen van zijn vader te treden.

Rich. 6:1-6 (1184-1177 v.C.?)
ONDERDRUKKING DOOR DE MIDJANIETEN. Maar de Israëlieten begonnen opnieuw andere goden te aanbidden en daarom leverde de HERE hen uit aan hun vijanden. Deze keer waren dat de Midianieten, onder wie zij zeven jaar lang zwaar te lijden hadden. Uit angst voor de Midianieten hadden de Israëlieten schuilplaatsen in de bergen ingericht, in holen en bergvestingen. Wanneer ze hadden gezaaid, kwamen groepen plunderaars uit Midian, Amalek en van de stammen uit het oosten, die hen aanvielen, in hun gebied hun tenten opsloegen, de oogst verwoestten en het hele gebied tot bij Gaza leegplunderden. De vijand liet niets eetbaars achter en roofde ook alle schapen, runderen en ezels. Deze vijandelijke horden vielen het land binnen met hun kudden en tenten en leken wel een zwerm sprinkhanen: een ontelbare massa mensen en kamelen. Ze beroofden en verwoestten het land helemaal, zodat de Israëlieten tot grote armoede werden gebracht. Toen, eindelijk, riepen de Israëlieten God te hulp.

Rich. 6:7-10
PROFEET BERISPT ISRAEL. Maar het antwoord dat de HERE hun via een profeet gaf, luidde: "Ik, de HERE, de God van Israël, heb u uit de slavernij in Egypte geleid. Ik heb u verlost van de Egyptenaren en alle andere wrede onderdrukkers en uw vijanden voor u verdreven en hun land aan u gegeven. Ik heb u gezegd: 'Ik ben de HERE, uw God; vereer geen goden van de Amorieten, die rondom u wonen'. Maar u hebt niet naar Mij geluisterd."

Rich. 6:11-18 - Ofra
GOD ROEPT GIDEON. Op een dag kwam de Engel van de HERE en ging onder de eik in Ofra zitten. Die eik was van de Abiëzriet Joas. Joas' zoon Gideon was juist bezig tarwe te kloppen in een kuip waarin anders druiven tot sap werden platgetrapt. Gideon deed dit op deze ongebruikelijke plaats om te voorkomen dat de Midianieten de tarwe zouden stelen. De Engel van de HERE kwam bij hem en zei:" De HERE is met u, dappere held!"
Maar Gideon antwoordde: "Och, heer, als het waar is dat de HERE met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? Waar zijn dan al de wonderen waarvan onze voorouders ons hebben verteld, zoals toen de HERE ons volk uit Egypte leidde? Nu heeft de HERE ons verstoten, zodat de Midianieten ons voortdurend beroven."
Toen zei de HERE tegen hem: "Ik zal u sterk maken; ga dus en verlos Israël uit de macht van de Midianieten! Ik geef u deze opdracht."
Maar Gideon antwoordde: "Och, Here, wie ben ik dat ik Israël zou kunnen verlossen? Mijn familie is de armste van de hele stam Manasse en ik ben de jongste uit ons gezin."
Daarop zei de HERE: "Ik zal met u zijn. Daarom zult u de horden Midianieten verslaan alsof het maar een enkele man was!"
Gideon antwoordde: "Als het echt waar is dat U mij op die manier zult helpen, geef mij dan een teken om te bewijzen dat het werkelijk de HERE is, Die mij dit zegt! Blijf hier tot ik terug ben en U een geschenk heb aangeboden."
"Goed", antwoordde de Engel. "Ik blijf hier wachten tot u terug bent."

Rich. 6:19-21
ENGEL GEEFT TEKEN. Gideon haastte zich naar huis, braadde een geitebokje en bakte van 22 liter meel een paar ongegiste broden. Het vlees deed hij in een mand en het vleesnat in een pot. Hij bracht dit naar de Engel, Die nog steeds onder de eik zat en gaf het Hem. De Engel van God zei tegen hem: "Leg het vlees en de broden op die rots daar en giet het vleesnat er overheen." Gideon deed wat hem was opgedragen. Toen raakte de Engel van de HERE met het uiteinde van Zijn staf het vlees en de broden aan en meteen schoot er vuur uit de rots, dat alles verteerde wat er op lag! Plotseling was de Engel van de HERE verdwenen!

Rich. 6:22-24
GIDEON VREEST GOD. Toen Gideon besefte dat het inderdaad de Engel van de HERE was geweest, riep hij uit: "O, Oppermachtige HERE, ik heb oog in oog gestaan met de Engel van de HERE!"
"Ik zegen u met vrede", antwoordde de HERE, "wees niet bang, u zult niet sterven."
Gideon bouwde op die plaats een altaar voor de HERE en gaf het de naam "Het Altaar van de vrede met de HERE." Dit altaar staat nog steeds in Ofra in het gebied van de Abiëzrieten.

Rich. 6:25-27
GIDEON VERNIETIGT ALTAAR. Die nacht zei de HERE tegen Gideon: "Trek met een stier van uw vader, de tweede stier van zeven jaar, het gezins-altaar van Baäl omver en hak de gewijde paal die ernaast staat, om. Bouw daarna op deze heuvel een altaar voor de HERE, uw God; stapel de stenen op de juiste manier op. Slacht de stier en offer hem als een brandoffer aan God en gebruik het hout van de gewijde paal voor het vuur op het altaar."
Gideon nam tien knechten mee en deed wat de HERE hem had opgedragen. Maar uit angst voor zijn familieleden en de mensen uit de stad deed hij het niet overdag, maar 's nachts. Want hij wist wat er zou gebeuren als men erachter kwam wie de dader was.

Rich. 6:28-32
JOAS REDT GIDEON. Toen de stad de volgende ochtend ontwaakte, ontdekte iemand dat het altaar van Baäl was vernield, de gewijde paal die ernaast stond was verdwenen en er een nieuw altaar was gebouwd, waarop de resten van een offer lagen.
"Wie heeft dit gedaan?" vroeg men elkaar. Tenslotte kwamen zij erachter dat Gideon de schuldige was.
"Breng uw zoon naar buiten", schreeuwden zij tegen Joas. "Hij moet sterven, want hij heeft Baäl beledigd door zijn altaar te vernielen en de gewijde paal om te hakken!"
Maar Joas diende hen onmiddellijk van repliek: "Heeft Baäl uw hulp nodig? Wat een belediging voor een god! U bent degenen die nog vóór morgen-ochtend zouden moeten sterven wegens belediging van Baäl! Als Baäl werkelijk een god is, laat hij dan voor zichzelf opkomen en de man vernietigen die zijn altaar heeft vernield!" Vanaf die dag werd Gideon 'Jerubbaäl' genoemd, een bijnaam die betekende: 'Laat Baäl het zelf tegen hem opnemen'.

Rich. 6:33-35 (Vlakte van Jizreël)
VOORBEREIDING OP STRIJD. Niet lang daarna hadden de Midianieten, Amalekieten en de stammen uit het oosten zich verenigd tot één groot front tegen Israël. Zij waren de Jordaan overgestoken en hadden hun kamp opgeslagen in de vlakte van Jizreël. Toen werd Gideon met de Geest van de HERE vervuld. Hij blies op de hoorn om het leger bijeen te roepen en alle Abiëzrieten verzamelden zich bij hem. Hij stuurde ook gezanten naar de gebieden van Manasse, Aser, Zebulon en Naftali om iedereen op te roepen zich bij zijn leger aan te sluiten.

Rich. 6:36-40
PROEF MET VACHT. Daarop zei Gideon tegen God: "Als U mij werkelijk wilt gebruiken om Israël te verlossen, zoals U hebt beloofd, geef mij dan dit bewijs: Ik zal vanavond een wollen vacht op de dorsvloer leggen en als morgenochtend de vacht nat is van dauw, maar de grond overal droog, dan weet ik dat U mij zult helpen." En zo gebeurde het: de volgende morgen stond Gideon vroeg op, wrong de vacht en kneep er een hele schaal water uit!
Toen zei hij tegen God: "Word alstublieft niet boos op mij als ik U nog éénmaal iets vraag. Ik zou nogmaals een proef willen nemen met de vacht: laat deze keer de vacht droog blijven, terwijl de grond er omheen nat is van de dauw." God deed wat Gideon had gevraagd; die nacht bleef alleen de vacht droog, maar de grond was bedekt met dauw!

Rich. 7:1-3
DE ANGSTIGEN LATEN GAAN. Gideon en zijn leger stonden 's ochtends vroeg op en trokken naar de bron Harod, waar zij hun kamp opsloegen. De troepen van Midian waren in het dal beneden hen gelegerd, aan de noordelijke kant van de heuvel Moré. De HERE zei tegen Gideon: "Uw leger is te groot! Ik wil u niet allemaal tegen de Midianieten laten vechten, want anders zouden de Israëlieten er tegenover Mij prat op gaan dat zij zichzelf hebben bevrijd! Zeg maar tegen het volk: "Wie bang is, mag naar huis gaan." Toen gingen 22.000 mannen naar huis terug en er bleven slechts 10.000 over die bereid waren te vechten.

Rich. 7:4-8
DRIEHONDERD GEKOZEN. Maar de HERE zei tegen Gideon: "Het zijn er nog steeds teveel! Laat hen naar het water gaan en daar zal Ik u laten zien wie met u zal meegaan en wie niet."
Toen ging Gideon met zijn mannen naar het water en de HERE zei tegen hem: "Verdeel hen in twee groepen op grond van de manier waarop zij water drinken. De ene groep zijn de mannen, die het opslurpen als een hond. Tot de andere groep behoort ieder die op de knieën gaat liggen om direkt met zijn mond uit het water te drinken." Slechts driehonderd mannen dronken uit hun handen; alle anderen dronken geknield met hun mond uit het water.
"Ik zal de Midianieten verslaan met deze driehonderd man!" zei de HERE tegen Gideon. "Stuur alle anderen naar huis."
Nadat Gideon al het voedsel en horens die zij bij zich hadden had verzameld, stuurde hij hen naar huis; alleen de driehonderd mannen bleven bij hem achter.

Rich. 7:9-14
GIDEON HOORT PROFETIE. Die nacht, terwijl de Midianieten beneden hen in het dal lagen, zei de HERE tegen Gideon: "Sta op, val de Midianieten aan, want Ik zal u de overwinning bezorgen! Als u echter bang bent, ga dan eerst met uw knecht Pura naar hun legerplaats. Luister goed naar wat de mensen daar tegen elkaar zeggen! Dat zal u moed geven om aan te vallen." Gideon nam Pura mee en samen slopen zij in het donker naar beneden tot aan de buitenste wachtpost van het vijandelijke kamp. De enorme legers van Midian, Amalek en de stammen uit het oosten waren in het dal neergestreken als een zwerm sprinkhanen. Zij hadden een ontelbaar aantal kamelen bij zich, even talrijk als het zand op het strand.
Toen Gideon dichterbij sloop, hoorde hij juist een soldaat tegen zijn kameraad zeggen: "Ik heb zo iets raars gedroomd. Ik droomde dat een grote gerstekoek ons kamp kwam binnenrollen. Hij stootte tegen een tent en gooide die om en de hele tent stortte in!"
De andere soldaat antwoordde: "Dat kan maar één ding betekenen! De Israëliet Gideon, de zoon van Joas, zal ons aanvallen en God zal ons en onze bondgenoten in zijn handen laten vallen!"

Rich. 7:15-18
PLAN VOOR VERRASSINGSAANVAL. Zodra Gideon de droom en zijn uitleg had gehoord, kon hij niets anders doen dan God in aanbidding danken! Hij ging terug naar zijn mannen en riep: "Sta op, want de HERE gaat u helpen de Midianieten te verslaan!" Hij verdeelde zijn leger van driehonderd man in drie groepen en gaf iedere man een hoorn en een aardewerken kruik met daarin een fakkel verborgen. Toen legde hij zijn plan uit.
"Wanneer wij bij de buitenste wachtpost van het kamp zijn aangekomen", zei hij, "let dan op mij. Doe wat ik doe. Zodra ik en de mannen van mijn groep op onze horens blazen, moeten jullie ook van alle kanten om het kamp gaan blazen en roepen: 'Voor de HERE en voor Gideon!"

Rich. 7:19-23
MIDIANIETEN VLUCHTEN. Het was juist na middernacht en de wacht was net afgelost, toen Gideon en zijn honderd mannen naar de buitenste rand van het Midianitische kamp slopen. Plotseling bliezen zij op hun horens en braken de kruiken stuk, zodat hun fakkels hoog opvlamden in de nacht. De andere tweehonderd mannen deden hetzelfde, bliezen op de horens in hun rechterhand en hielden de brandende fakkels in hun linkerhand. "Voor de HERE en voor Gideon!" schreeuwden ze allemaal. Ze bleven gewoon rond het kamp op hun plaats staan en zagen hoe het reusachtige vijandelijke leger in paniek raakte. Iedereen rende door elkaar en luid schreeuwend sloegen zij op de vlucht.
Hoewel de driehonderd mannen niets anders deden dan op de horens blazen, liet de HERE in de verwarring de mannen in het kamp elkaar met het zwaard te lijf gaan; ze vluchtten de nacht in, zelfs tot aan Beth-Sitta in de richting van Zerera tot aan de rand van Abel-Mehola tegenover Tabbat. Toen liet Gideon troepen uit Naftali, Aser en Manasse komen en beval hen het vluchtende leger van de Midianieten te achtervolgen.

Rich. 7:24,25
TWEE KONINGEN GEDOOD. Hij stuurde ook gezanten door het hele bergland van Efraïm om troepen te verzamelen, die de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan bij Beth-Bara moesten bezetten om de Midianieten de overtocht te beletten.
Oreb en Zeëb, twee Midianitische koningen, werden gevangen genomen. Oreb werd gedood bij een rots, die nu zijn naam draagt en Zeëb bij 'Zeëbs Wijnpers', zoals die plaats nu wordt genoemd. Na de achtervolging brachten de Israëlieten de hoofden van Oreb en Zeëb naar Gideon aan de overkant van de Jordaan.

Rich. 8:1-3
GIDEON KALMEERT GEMOEDEREN. De leiders van de stam Efraïm waren echter woedend op Gideon: "Wat is dat voor een manier van doen?" zeiden ze boos. "Waarom hebt u ons niet geroepen toen u tegen de Midianieten ging vechten?" Zij maakten hem hevige verwijten.
Maar Gideon antwoordde: "God heeft u toch de koningen Oreb en Zeëb van Midian gevangen laten nemen? Vergeleken daarmee heb ik praktisch niets gedaan. Wat u deed aan het einde van de strijd is veel belangrijker dan wat wij aan het begin hebben gedaan." Toen kalmeerden zij.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- maart



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen