Clicky



 

Hosea 5


God beschuldigt de leiders van het volk
1 De Heer zegt: "Luister, priesters! Luister goed, leiders van het koninkrijk Isra�l! Koninklijke familie, let goed op! Want Ik zal jullie straffen omdat jullie een valkuil voor het volk zijn geworden. Want jullie hebben het volk in de val laten lopen, zoals de mensen op de berg Mizpa en op de berg Tabor vallen neerzetten voor het wild.
2 Jullie zijn diep weggezonken in jullie slechtheid. Jullie slachten mensen! (Kleine kinderen werden levend verbrand als offer aan de afgoden. Lees Jeremia 32:35.) Daarom ga Ik jullie straffen.
3 Ik ken Isra�l. Ik zie alles wat mijn volk doet. Ja, Isra�l, je bent ontrouw aan Mij. Je hebt jezelf bedorven met je afgoden.
4 Door wat de mensen doen, kunnen ze niet bij Mij terugkomen. Dat komt doordat er een geest van ontrouw in hen woont. Ze kennen de Heer niet.
5 Isra�l is veel te trots. Door de slechte dingen die ze doen, zal het slecht met hen aflopen. En Juda doet met hen mee. Daarom zal het ook met Juda verkeerd aflopen.
6 Ze zullen wel schapen en koeien aan Mij komen offeren, maar Ik zal niet meer naar hen luisteren. Ik trek Mij niets meer van hen aan.
7 Want ze zijn ontrouw aan Mij. Ze hebben kinderen gekregen die als vreemdelingen zijn. (Het volk Isra�l moest bij de jongetjes die geboren werden, het geslachtsdeel besnijden. Zo hoorden ook zij bij het verbond met God. Het koninkrijk Isra�l diende God echter niet meer. Ze besneden de jongetjes niet meer. Zo waren de mensen niet anders dan de vreemdelingen die in Isra�l woonden. Het teken van hun verbond met God waren ze immers kwijt.) Nu zal iemand anders hun eigen gebieden verslinden. (Die 'iemand anders' was Assur. Het 'eigen gebied:' alle stammen en alle families hadden bij de verdeling van het beloofde land een eigen gebied gekregen. Lees Jozua 14:1-5.)"

Gods straf voor de afgoderij in Juda en in Isra�l
8 De Heer zegt: "Blaas alarm op de ramshoorn in Gibea! Blaas alarm op de trompet in Rama! (Gibea en Rama zijn heuvels langs de noordgrens van het koninkrijk Juda, in het gebied van de stam van Benjamin.) Sla alarm in Bet-Aven! De vijand komt eraan, Benjamin!
9 Wanneer Ik Isra�l straf, zal het land verwoest worden. Ik maak aan de stammen van Isra�l bekend wat Ik heb besloten, want mijn besluit staat vast.
10 Ook de leiders van Juda zijn slecht. Ze hebben de grenspalen verzet. (Er zijn hier twee mogelijkheden. De ene is dat Juda de grenspalen van het land had verzet, zodat Juda groter was gemaakt ten koste van Isra�l. Dat was streng verboden, want God had bepaald dat dat niet mocht. De andere mogelijkheid is dat Juda de grens tussen goed en kwaad had verschoven.) Daarom zal Ik mijn straf als water over hen uitstorten.
11 De mensen in Isra�l zullen worden verdrukt en vertrapt. Dat is hun straf. Daarna zullen ze de wetten en leefregels weer gaan gehoorzamen.
12 Zoals een mot alles opeet en vernielt, zo zal Ik Isra�l helemaal verwoesten. Zoals een schimmel alles laat verrotten, zo zal Ik Juda helemaal vernietigen.
13 Toen Isra�l zag dat hij zo ziek was, en Juda zag dat hij een ernstige wond had, stuurde Isra�l boodschappers naar koning Jareb (Hiermee wordt Koning Tiglat-Pileser III van Assur bedoeld. Lees 2 Koningen 16:5 en verder. De naam 'Jareb' betekent: Strijdlust, of: Kemphaan. Hij was dus eerder een slager dan een dokter. Tiglat-Pileser redde Isra�l wel uit zijn moeilijkheden, maar hij kon niets doen aan de ��rzaak van de moeilijkheden. Want de oorzaak was dat Isra�l God niet meer diende. Daardoor viel Gods bescherming weg.) en vroeg hem om hulp. Maar hij zal jullie niet kunnen genezen. Hij zal de wond niet kunnen helen. (Hij zou geen einde kunnen maken aan Gods straf. Het enige wat had kunnen helpen was: de afgoden wegdoen, teruggaan naar God en alleen Hem weer dienen.)
14 Want Ik zal Isra�l en Juda aanvallen en verscheuren, zoals een leeuw zijn prooi verscheurt en dan weer weggaat. Ik zal hen meenemen en niemand zal hen redden.
15 Ik zal vertrekken en teruggaan naar de plaats waar Ik woon, (God had beloofd dat Hij in Jeruzalem zou wonen, in zijn tempel. Nu zou daar een eind aan komen. Dit wordt ook beschreven door de profeet Ezechi�l. Lees Ezechi�l 11:23.) totdat zij toegeven dat ze schuldig zijn en weer naar Mij gaan verlangen. Want als ze zich helemaal geen raad meer weten, zullen ze op tijd weer bij Mij terugkomen."


Vorige hoofdstuk Volgende hoofdstuk

WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen





copyright 2013 | Stichting BasisBijbel
De bijbel in makkelijk Nederlands