3 november


De apostelen voorbereid op het einde

Terwijl Jezus Zijn uitgebreide tocht vervolgt, eerst noordelijk door Caesarea en vervolgens zuidelijk naar Galilea, bereidt Hij Zijn gekozen discipelen voor op Zijn dood en op hun bediening; de voortzetting van Zijn werk. Op dit punt in de bediening van Jezus zijn de apostelen er werkelijk van overtuigd dat Jezus de Messias is, maar kennelijk hebben zij ook nog bepaalde denkbeelden over een politieke Messias. Jezus realiseert zich dat hun begrip over de aard van de Messias nog heel beperkt is en dat hun enigszins simpele geloof beproefd zal worden. Daarom vertelt Hij hun nu over Zijn dood en over de lasten die zij zelf zullen moeten dragen. Dit gepraat over de naderende dood van hun Leider moet deze mannen zeker verward hebben, want zij hebben hun hoop gevestigd op een persoonlijke rol in een heel ander soort koninkrijk.
Het hoogtepunt van deze voorbereidingsperiode breekt aan wanneer Petrus, Jakobus en Johannes (die de kern van de groep discipelen lijken te vormen) door Jezus worden meegenomen naar een berg, vermoedelijk de Hermonberg. Daar ondergaat Jezus een transfiguratie; een gedaanteverandering. In een voorval dat duidelijk meer is dan slechts een visioen, verschijnen Mozes en Elia samen met Jezus als vertegenwoordigers van de wet en de profeten. De hieropvolgende verdwijning van Mozes en Elia, en de bevestigende woorden uit de hemel, zijn voor de drie discipelen een aanwijzing voor het einde van de oude orde en de soevereiniteit van het koninkrijk van God in Jezus Christus.
Zelfs na dit vertoon voor deze drie discipelen, en ondanks Jezus' waarschuwing om niet te opzichtig om te springen met miraculeuze krachten, duurt het niet lang voordat alle discipelen onderling beginnen te kibbelen over de vraag wie van hen de belangrijkste is. Jezus gebruikt een klein kind als voorbeeld van nederigheid en leert hun over verleidingen, discipline en vergeving.
De Evangelieverslagen beschrijven op dit punt een belijdenis van Petrus waarin hij erkent dat Jezus de Christus is. Jezus gebruikt het woord “rots” op een symbolische manier: de naam Petrus betekent “rots” en Jezus zegt dat Zijn koninkrijk gebouwd zal worden op de rots van Petrus' belijdenis van de Christus.

Mat. 16:13-20, Mar. 8:27-30, Luk. 9:18-20 - Caesarea Filippi
PETRUS ERKENT DE CHRISTUS. Toen Jezus in Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij Zijn discipelen: "Wie ben Ik volgens de mensen?"
"Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent", antwoordden zij. "Anderen denken dat U Elia bent. Of Jeremia of één van de andere profeten."
"En jullie dan?" vroeg Hij. "Wat denken jullie over Mij? Wie ben Ik?"
Simon Petrus zei: "U bent de Christus, de Zoon van de levende God."
"Gelukkig ben jij, Simon, zoon van Jona! Mijn hemelse Vader heeft je dit persoonlijk duidelijk gemaakt. Je hebt dit niet van een mens. Jij bent Petrus. Op deze rots zal Ik mijn Gemeente bouwen. De poorten van het dodenrijk zullen nooit macht over haar krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het Koninkrijk van de hemelen. De deuren die jij op aarde sluit, zullen in de hemel gesloten zijn. En de deuren die jij op aarde opent, zullen in de hemel geopend zijn." Hij verbood Zijn discipelen ten strengste iemand te vertellen dat Hij de Christus was.

Mat. 16:21-23, Mar. 8:31-33, Luk. 9:21,22
LIJDEN VOORSPELD. Van toen af begon Jezus Zijn discipelen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en daar verschrikkelijke dingen zou meemaken. Hij zou in de handen van de Hoge Raad vallen en gedood worden. Maar op de derde dag zou Hij weer levend worden.
Petrus nam Hem apart om Hem terecht te wijzen. "Dat mag niet, Here", zei hij. "God zal ervoor zorgen dat U zoiets niet overkomt."
Jezus keerde hem de rug toe en zei: "Maak dat je wegkomt, satan! Je bent een valstrik voor Mij. Jij bekijkt het van de menselijke kant en niet van Gods kant."

Mat. 16:24-27, Mar. 8:34-38, Luk. 9:23-26
LASTEN VAN DISCIPELSCHAP. Hij riep Zijn discipelen en de vele mensen die waren toegestroomd bij Zich en zei: "Wie bij Mij wil horen, moet zijn eigen wensen opzijzetten. Hij moet zijn kruis opnemen en Mij volgen. Wie voor zichzelf wil leven, zal zijn leven verliezen. Maar wie zijn leven opgeeft voor Mij en voor Gods plan, behoudt het. Wat hebt u eraan de hele wereld te winnen en uw leven te verspelen? Wat kan een mens geven in ruil voor zijn leven? Wie zich in deze tijd van ontrouw en misdaad voor Mij en mijn woorden schaamt, voor hem zal Ik Mij ook schamen als Ik met de heilige engelen in de heerlijkheid van mijn Vader kom."

Mat. 16:28, Mar. 9:1, Luk. 9:27
KONINKRIJK NOG IN DEZE GENERATIE. Hij zei: "Sommigen van u, die hier bij Mij staan, zullen nog voor hun dood het Koninkrijk van God zien komen met grote kracht!"

Mat. 17:1-8, Mar. 9:2-8, Luk. 9:28-36a - Hermonberg?
GEDAANTEVERANDERING VAN JEZUS. Zes dagen later nam Hij Petrus, Jakobus en Johannes mee en ging met hen alleen een hoge berg op. Zijn uiterlijk veranderde voor hun ogen. Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden verblindend wit. Ineens zagen zij Mozes en Elia met Hem staan praten.
Petrus zei spontaan: "Here, wat geweldig dat wij hier zijn! Zal ik drie tenten maken? Eén voor U, één voor Mozes en één voor Elia?"
Maar voordat hij was uitgesproken, kwam er een lichtende wolk boven hen. Een stem uit die wolk zei: "Dit is mijn geliefde Zoon, de man naar mijn hart. Luister naar Hem."
Bij het horen hiervan werden de discipelen zo bang dat zij zich plat op de grond lieten vallen. Jezus kwam naar hen toe en raakte hen aan. "Sta op", zei Hij. "Jullie hoeven niet bang te zijn."
Toen zij opkeken, zagen ze alleen Jezus nog.

Mat. 17:9-13, Mar. 9:9-13, Luk. 9:36b
APOSTELEN VRAGEN OVER ELIA. Mt Bij het afdalen van de berg zei Jezus dat zij niemand iets mochten vertellen van wat zij hadden gezien, tot Hij zou zijn teruggekomen uit de dood.
De discipelen vroegen: "Waarom zeggen de godsdienstleraars altijd dat de Christus pas kan komen nadat Elia is geweest?"
Hij antwoordde: "Elia komt inderdaad om voorbereidend werk te doen. Hij is al geweest, maar niet herkend. De mensen hebben hem slecht behandeld. En het duurt niet lang meer of zij zullen ook Mij veel leed aandoen." De discipelen maakten hieruit op dat Hij het over Johannes de Doper had. Lk Tot lang na die tijd vertelden zij niemand wat ze gezien hadden.

Mat. 17:14-21, Mar. 9:14-29, Luk. 9:37-43a, 17:5,6, - Vlakbij de berg
EPILEPTISCHE JONGEN GENEZEN. Mk Zij kwamen aan de voet van de berg en zagen dat de andere discipelen met enkele godsdienstleraars in discussie waren. Er stonden veel mensen om hen heen. Zodra de mensen Jezus zagen aankomen, liepen zij Hem tegemoet.
"Wat is er aan de hand?" vroeg Jezus.
"Meester", antwoordde een man, "ik wilde mijn zoon bij U brengen. Hij kan niet praten omdat er een boze geest in hem zit. Telkens als die geest hem de baas wordt, gooit hij hem op de grond. Dan staat het schuim hem op de mond, knarst hij met zijn tanden en wordt hij helemaal stijf. Toen ik U niet kon vinden, heb ik Uw discipelen gevraagd of zij de boze geest wilden verjagen, maar dat lukte hun niet."
Jezus zei: "O, wat een ongeloof! Hoelang moet Ik nog bij u blijven? Hoelang moet Ik nog geduld met u hebben? Kom, breng de jongen maar hier."
Dat deden zij, maar zodra de boze geest Jezus zag, kreeg de jongen vreselijke stuiptrekkingen. Hij viel op de grond en rolde heen en weer; het schuim stond hem op de mond.
"Hoe lang heeft hij dit al?" vroeg Jezus aan de vader.
"Van jongsaf aan", antwoordde deze. "De boze geest heeft hem vaak in het vuur en in het water laten vallen om hem te vermoorden. Heb medelijden met ons en doe iets als U kunt."
"Als U kunt?" vroeg Jezus. "Voor wie gelooft, is alles mogelijk."
"Ik geloof!" riep de man meteen. "En toch twijfel ik nog. Help mij!"
Jezus zag dat er steeds meer mensen bijkwamen. Hij zei tegen de boze geest: "Eruit! Jij, die dit kind doof en stom maakt. Eruit! En kom nooit meer in hem terug!"
De jongen gilde vreselijk en kreeg hevige stuiptrekkingen toen de boze geest uit hem wegging. Daarna lag hij zo stil dat het leek of hij dood was. De mensen begonnen al te mompelen: "Hij is dood." Maar Jezus nam hem bij de hand, trok hem overeind en de jongen stond op.
Even later, toen Jezus met Zijn discipelen in een huis was, vroegen zij Hem: "Waarom hebben wij die boze geest niet uit die jongen kunnen verjagen?" Mt "Omdat jullie zo weinig geloof hebben", antwoordde Jezus. "Als jullie geloof maar zo klein is als een mosterdzaadje en je zegt tegen deze berg: 'Ga weg,' dan gaat hij weg. Dan is niets onmogelijk voor je. Mk Boze geesten gaan alleen maar op de vlucht voor gebed."

Mat. 17:22,23, Mar. 9:30-32, Luk. 9:43b-45, - Galilea
DOOD OPNIEUW VOORSPELD. Vandaar reisden zij Galilea door langs allerlei binnenwegen om onopgemerkt te blijven. Jezus wilde met Zijn discipelen alleen zijn om hun bepaalde dingen uit te leggen. "Ik zal verraden worden en in handen van de mensen vallen", zei Hij. "Zij zullen Mij vermoorden, maar na drie dagen zal Ik uit de dood terugkomen." De discipelen begrepen niet wat Hij daarmee bedoelde en durfden Hem er ook niet naar te vragen.

Mat. 17:24-27 - Kapernaüm
MUNTEN UIT VISSENBEK. In Kapernaüm kwamen de ontvangers van de tempelbelasting naar Petrus toe en vroegen: "Betaalt uw meester wel belasting?"
"Natuurlijk", antwoordde Petrus.
Hij ging naar huis om er met Jezus over te praten. Maar Deze was hem voor. "Petrus, van wie eisen de koningen belasting of schatting? Van hun eigen burgers of van volken die ze hebben onderworpen?"
"Van volken die zij hebben onderworpen", antwoordde Petrus.
"De burgers zijn dus vrijgesteld", zei Jezus. "Maar wij zullen die belastingontvangers niet kwaad maken. Ga naar het meer en gooi een lijn uit. In de bek van de eerste vis die je vangt, zul je een geldstuk vinden. Dat is genoeg om de tempelbelasting te betalen, voor jou en voor Mij."

Mat. 18:1-4, Mar. 9:33-35, Luk. 9:46-48, 17:7-10
APOSTELEN RUZIEN OVER RANG. Mk Toen zij in Kapernaüm waren gekomen, vroeg Hij aan Zijn discipelen: "Waar hebben jullie het onderweg over gehad?" Zij durfden het niet te zeggen, want ze hadden lopen discussiëren wie van hen de belangrijkste was.
Hij ging zitten en riep hen bij Zich. "Luister", zei Hij, "wie de eerste wil zijn, moet de allerlaatste zijn en iedereen dienen. Lk Wanneer een knecht thuiskomt van het land, waar hij heeft geploegd of de dieren heeft verzorgd, gaat hij niet meteen zitten eten. Nee, hij maakt eerst het eten voor zijn heer klaar en bedient hem. Pas dan kan hij zelf gaan eten. Zijn heer bedankt hem niet, want de knecht heeft niet meer dan zijn plicht gedaan. Voor jullie geldt hetzelfde. Als je doet wat je moet doen, mag je niet op een compliment rekenen. Je hebt niet meer dan je plicht gedaan."
Mt Jezus riep een kind bij Zich en zette het midden in de kring. "Als u niet verandert en net zo wordt als de kinderen", zei Hij, "zult u nooit in het Koninkrijk van de hemelen komen. Wie zo eenvoudig en onbevangen is als dit kind, is de grootste in het Koninkrijk van de hemelen.

Mat. 18:5,6, 10-14, Mar. 9:36,37,42, Luk. 17:2,3a
ZORG VOOR DE KLEINTJES. Mk Wie uit liefde voor Mij zo'n kind ontvangt, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt mijn Vader, Die Mij gestuurd heeft. Mt Maar als iemand één van deze kleine kinderen die in Mij geloven, op het slechte pad brengt, zou het beter voor hem zijn dat hij met een zware steen om zijn nek in de zee werd gegooid.
Kijk niet op één van deze kleine kinderen neer. Onthoud dit: Hun engelen zijn voortdurend bij mijn Vader in de hemel. Want Ik ben gekomen om hen die verloren gaan, te redden.
Veronderstel dat iemand honderd schapen heeft. Wat zal hij doen als één ervan wegloopt en verdwaalt? Zal hij dan niet de 99 andere in de bergen achterlaten en op zoek gaan naar het ene dat verdwaald is? Als hij het vindt, is hij nog meer blij over dat ene, dan over de 99 andere die veilig in de wei zijn. Zo wil uw hemelse Vader niet dat ook maar één mens verloren gaat.

Mat. 18:7-9, Mar. 9:43-50, Luk. 17:1
WAARSCHUWING TEGEN VERLEIDINGEN. Mt Het zal slecht aflopen met de wereld vanwege alle verleidingen. Het is onvermijdelijk dat er verleidingen komen. Maar als het uw schuld is dat iemand verkeerde dingen doet, loopt het slecht met u af. Als uw hand of voet u tot slechte daden verleidt, hak hem af en gooi hem weg. Het is beter verminkt het eeuwige leven binnen te gaan, dan met beide handen en voeten in het eeuwige vuur te worden gegooid. Mk En als je oog je op het slechte pad brengt, ruk het dan uit. Je kunt beter met één oog het Koninkrijk van God binnengaan, dan met twee ogen in de hel worden gegooid.

  Daar blijven de wormen vreten
  en gaat het vuur nooit uit.

want iedereen zal met vuur beproefd worden.
Zout maakt het eten lekker. Maar als het zijn smaak verliest, moet je het niet meer door het eten doen. Zorg ervoor nooit flauw te worden. Leef in vrede met elkaar."

Mar. 9:38-41, Luk. 9:49,50
DADEN IN NAAM VAN JEZUS. Johannes zei: "Meester, wij hebben iemand gezien die Uw naam gebruikte om boze geesten te verjagen. Wij hebben hem gezegd dat dat niet mocht, omdat hij niet bij ons hoort."
Maar Jezus zei: "Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam wonderen doet, zal niet vlug kwaad van Mij spreken. Wie niet tégen ons is, is vóór ons. Wie jullie een beker water geeft, omdat jullie bij Mij horen, zal vast en zeker een beloning krijgen.

Mat. 18:15-17
TERECHTWIJZING EN DISCIPLINE. Als één van uw broeders u kwaad doet, moet u het hem onder vier ogen zeggen. Als hij uw terechtwijzing aanneemt, is de relatie tussen u en hem hersteld. Doet hij dat niet, haal er dan één of twee anderen bij die getuigen kunnen zijn. Wil hij nog niet luisteren, leg de zaak dan aan de gemeente voor. Als de gemeente hem in het ongelijk stelt en hij wil nog niet luisteren, moet u niet meer met hem omgaan.

Mat. 18:18-20
APOSTELEN GEZAG GEGEVEN. Want dit zeg Ik u: Alles wat u op aarde bindt, zal in de hemel gebonden zijn. En alles wat u op aarde losmaakt, zal in de hemel losgemaakt zijn.
Dit moet u vooral weten: Als twee van u het hier op aarde eens zijn over iets wat u mijn hemelse Vader vraagt, zal Hij het voor u doen. Want als twee of drie mensen bij elkaar zijn, omdat zij bij Mij horen, ben Ik bij hen."

Mat. 18:21,22, Luk. 17:3b,4
PETRUS VRAAGT OVER VERGEVING. Mt Petrus vroeg: "Here, als één van mijn broeders mij telkens kwaad doet, hoe vaak moet ik hem dan vergeven? Zeven keer?"
"Nee", antwoordde Jezus, "70 keer zeven keer!
Lk Als je broer zondigt, wijs hem dan terecht. Als hij spijt heeft, moet je hem vergeven. Zelfs als hij zeven keer per dag tegen je zondigt. Als hij je telkens komt zeggen dat het hem spijt, moet je hem telkens opnieuw vergeven.

Mat. 18:23-35
GELIJKENIS OVER DIENAARS MET SCHULDEN. U kunt het Koninkrijk van de hemelen vergelijken met een koning die besloot geld op te eisen dat hij tegoed had. Niet lang nadat hij daarmee was begonnen, werd iemand bij hem gebracht die hem vele miljoenen schuldig was. Maar de man kon niet betalen. De koning nam het besluit hem als slaaf te verkopen om zo aan geld te komen. Ook zijn vrouw en kinderen en al zijn bezittingen moesten worden verkocht.
De man liet zich voor de koning neervallen, met zijn gezicht in het stof. Hij smeekte: 'Och majesteit, geef mij uitstel. Dan zal ik u alles terugbetalen.' De koning kreeg medelijden met hem, liet hem vrij en zei dat hij niets meer hoefde te betalen.
Nauwelijks was de man weer buiten of hij ontmoette iemand van wie hij nog wat geld tegoed had. Hij greep hem bij de keel en eiste zijn geld onmiddellijk terug.
De ander viel voor hem neer en smeekte: 'Geef mij uitstel. Dan zal ik alles terugbetalen.'
Maar de man wilde niet wachten en liet hem gevangen zetten, tot hij zijn schuld volledig zou hebben betaald. Enkele andere mensen die het zagen, vonden dit verschrikkelijk. Ze gingen het de koning vertellen.
De koning liet de man bij zich roepen en zei: 'Ondankbare hond! Ik heb u die enorme schuld kwijtgescholden, omdat u mij erom had gesmeekt. Moest u dan geen medelijden hebben met die ander, zoals ik medelijden heb gehad met u?' De koning was woedend en stuurde hem naar de folterkamer. Daar moest hij blijven tot de laatste cent betaald was.
Zo zal mijn hemelse Vader ook met u doen als u uw broeders niet van harte vergeeft wat zij u hebben aangedaan."

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- november



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen