26 november


Brief aan de Galaten

Paulus en Barnabas hadden met de Galaten samengewerkt tijdens hun recente reizen naar Antiochië in Pisidië. Hoewel er geen consensus bestaat over deze kwestie, is het goed mogelijk dat Paulus deze brief aan de Christenen in Galatië schreef tijdens hun verblijf in Antiochië, Iconium, Lystra en Derbe. Als die aanname juist is, dan zou de brief rond 50 na Christus geschreven zijn, niet lang na de conferentie in Jeruzalem. Het onderwerp van de brief van Paulus komt overeen met het thema van de conferentie. Deze conferentie had betrekking op de problemen die veroorzaakt waren door Joodse Christenen die erop stonden dat de niet- Joodse bekeerlingen zich moesten laten besnijden en dat ze andere Joodse gebruiken in acht moesten nemen. Nogmaals, de kern van de zaak is ongetwijfeld de bewering van de Judaïserende leraren dat Christenen verplicht zijn om de Wet van Mozes onophoudelijk na te leven. In zijn brief verdedigt Paulus krachtig de Christelijke vrijheid van de wet en verkondigt hij de nieuwe verbondsrelatie die Christenen dankzij Gods genade genieten.
Paulus begint zijn brief met een verdediging van zijn eigen apostelschap, dat kennelijk door de Judaïserende leraren in Galatië in twijfel werd getrokken in een poging om de leer van Paulus in diskrediet te brengen. Het belangrijkste punt van zijn verdediging is dat hij het evangelie niet van andere apostelen heeft ontvangen. Als bewijs beschrijft hij zorgvuldig hoe beperkt zijn contact met de apostelen in Jeruzalem is geweest (het enige contact waarvan Paulus geen gewag maakt, is zijn korte bezoek aan Jeruzalem om de giften van de broeders uit Antiochië af te leveren). Paulus benadrukt dat hijzelf, als een bijzonder gekozen apostel, het goede nieuws over de vrijheid in Christus rechtstreeks van God heeft ontvangen.

Gal. 1:1-5
GROET. Van: De apostel Paulus en alle christenen die hier bij mij zijn.

Aan: De gemeenten in Galatië.

Ik ben niet door mensen uitgekozen om apostel te zijn, maar door Jezus Christus en God de Vader, Die Hem uit de dood heeft laten opstaan.

De genade en vrede van God, onze Vader, en van onze Here Jezus Christus wens ik u toe. Christus heeft Zichzelf voor onze zonden aan de dood overgegeven, om ons te bevrijden uit de macht van de hedendaagse slechte wereld. Hij deed daarmee de wil van God, onze Vader, Die daarvoor altijd en eeuwig geëerd en geprezen zal worden. Amen.

Autoriteit van Paulus als apostel

Gal. 1:6-9
VERDRAAIING VAN EVANGELIE. Ik ben verbaasd dat u mijn woorden zo vlug naast u hebt neergelegd en een ander 'evangelie' gelooft. God heeft in Zijn liefde en goedheid door Jezus Christus eeuwig leven gegeven en nu gelooft u een boodschap die niet van God is! U bent van de wijs gebracht door bepaalde personen, die een verkeerd beeld van Christus geven. Als iemand aankomt met een andere leer dan het goede nieuws dat u van mij gehoord hebt, moet u hem uit de weg gaan als een vervloekte; zelfs al zou ik het zijn of een engel uit de hemel. Ik zeg het nog eens: Als iemand u een andere leer brengt dan het goede nieuws, dat u van ons ontvangen hebt, moet u hem uit de weg gaan. Zo iemand is een vloek.

Gal. 1:10-12
GODDELIJKE OORSPRONG VAN EVANGELIE. Probeer ik bij de mensen in de gunst te komen? Praat ik iedereen naar de mond? Nee, ik probeer Gods wil te doen. Als ik de mensen naar de mond zou praten, zou ik geen dienaar van Christus zijn. U moet weten, broeders, dat het goede nieuws dat ik bekendmaak, niet door mensen is bedacht. Ik heb het van niemand minder dan Jezus Christus ontvangen. Hij heeft het mij Zelf bekendgemaakt; ik heb het niet van mensen.

Gal. 1:13-17
ONDERRICHT OP GODDELIJKE WIJZE GEOPENBAARD. U hebt wel gehoord wat ik heb gedaan toen ik nog een aanhanger van de Joodse godsdienst was. Ik heb de christenen fanatiek vervolgd en geprobeerd hen uit te roeien. Ik was één van de vurigste Joden van mijn leeftijd en deed mijn uiterste best de tradities van onze voorouders te handhaven. Maar toen vond God dat de tijd gekomen was dat Zijn Zoon in mij kwam wonen. Al voor mijn geboorte had Hij dat besloten; wat een genade! Hij wilde dat ik het goede nieuws van Zijn Zoon bij de andere volken bekend zou maken. Ik ben er niet onmiddellijk met iemand anders over gaan praten, zelfs niet met de mannen in Jeruzalem die al vóór mij apostel waren. Nee, ik vertrok naar Arabië en keerde daarna naar Damascus terug.

Gal. 1:18-24
DOCTRINE NIET VAN APOSTELEN. Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Petrus te leren kennen en ik logeerde een week of twee bij hem. De enige andere apostel die ik toen ontmoet heb, was Jakobus, de broer van onze Here. Denk nu niet dat ik lieg. God weet dat ik de waarheid spreek. Daarna ging ik naar Syrië en Cilicië. En nog steeds wisten de christenen van Judea niet hoe ik er uitzag. Het enige wat zij over mij hoorden, was dat de man die hen vroeger vervolgde, nu zelf het goede nieuws van het geloof in Christus bekendmaakte; het geloof dat hij vroeger probeerde uit te roeien. En zij prezen God voor wat met mij gebeurd was.

Gal. 2:1-10
EVANGELIE VAN NIET-JODEN AANVAARD. Het duurde veertien jaar voordat ik weer in Jeruzalem kwam; deze keer samen met Barnabas en ik nam ook Titus mee. God had mij duidelijk gemaakt dat ik erheen moest gaan om de christenen te vertellen wat voor blijde boodschap ik de andere volken breng. Ik heb daarover ook een vertrouwelijk gesprek met hun leiders gehad, omdat ik mij ervan wilde overtuigen of het wel goed was wat ik deed. Zij verlangden zelfs niet van Titus, die immers geen Jood is, dat hij besneden zou worden. Die vraag zou niet eens zijn opgekomen als niet enkele schijnchristenen erop hadden aangedrongen dat hij besneden moest worden. Die waren binnengedrongen om ons te bespioneren en te zien of wij ons wel aan de Joodse wet hielden. Zij probeerden ons weer tot slavernij te brengen; maar als wij één zijn met Christus Jezus, zijn wij vrij! Wij hebben ons door hen geen strobreed in de weg laten leggen, omdat wij absoluut wilden dat u de hele waarheid van het goede nieuws voor altijd zou kennen.
De voornaamste leiders van de christenen hadden niets toe te voegen aan de boodschap die ik breng. Het interesseert mij niet wat voor positie die mannen vroeger hadden. Voor God maakt dat geen verschil. Zij zagen in dat het, zoals het Petrus' opdracht was het goede nieuws aan de Joden te brengen, mijn opdracht was het onder de andere volken bekend te maken. God gebruikte Petrus als apostel voor de Joden en mij als apostel voor de volken, die God nog niet kenden. Het was Jakobus, Petrus en Johannes (die een belangrijke plaats in de gemeente hadden) wel duidelijk dat God mij dit werk had gegeven. Zij beschouwden Barnabas en mij als hun gelijken en gaven ons hun rechterhand. Zij moedigden ons aan door te gaan met ons werk onder de andere volken; zelf zouden zij doorgaan met hun werk onder de Joden. Het enige wat zij ons op het hart drukten, was de arme christenen in Jeruzalem niet te vergeten. Ik ben me dan ook altijd voor hen blijven inspannen.

Gal. 2:11-14
PAULUS BERISPT PETRUS. Maar later, toen Petrus in Antiochië was, was ik het ten overstaan van iedereen met hem oneens. Want wat hij deed, was niet goed. Eerst had hij namelijk met niet- Joodse christenen meegegeten, maar toen er enkele Joden uit de groep van Jakobus kwamen, deed hij dat niet meer en at voortaan apart. Hij was bang dat die mannen, die de besnijdenis zo belangrijk vonden, kritiek op hem zouden hebben. De andere Joodse christenen, en zelfs Barnabas, huichelden met hem mee!
Ik had meteen door dat dit in strijd was met het goede nieuws. Daarom zei ik, in bijzijn van allen, tegen Petrus: "Petrus, u bent een Jood van geboorte. Hoe kunt u van anderen eisen dat zij als Joden gaan leven, als u zelf niet volgens de Joodse wetten leeft?"

Doctrine van rechtvaardiging

Gal. 2:15-21
DE WET EN CHRISTUS. Wij zijn Joden van geboorte en geen zondaars uit de vreemde volken. Toch weten wij, als Joodse christenen, dat niemand recht voor God kan staan door zich aan de Joodse wetten te houden, maar alleen door in Jezus Christus te geloven. Ook wij konden alleen door het geloof in Christus Jezus recht voor God komen te staan en niet door de wet te houden. Het is uitgesloten dat iemand het met God in orde kan maken door alleen de wet te gehoorzamen.
Als wij erkennen dat wij door geloof in Christus rechtvaardig voor God worden, ontdekken wij tegelijkertijd dat wij zondaars zijn. Wanneer wij ons, als gevolg van die ontdekking, tot de wet wenden om gerechtvaardigd te worden, is Christus dan (in plaats van een dienaar van gerechtigheid en redding ) een dienaar van de zonde? Absoluut niet! Nee, als ik de wet die ik eerst heb afgeschaft, weer in werking stel, dán zondig ik. Door te proberen volgens de wet te leven, belandde ik in de dood. Nu leef ik niet meer voor de wet, maar voor God. Ik ben samen met Christus aan het kruis gestorven. Daarom leef ik zelf niet meer, maar Christus leeft in mij. Zolang ik nog in dit lichaam ben, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Hij hield zoveel van mij dat Hij Zijn leven voor mij heeft gegeven. Wat God in Zijn genade heeft gedaan, wil ik niet onderschatten. Want als wij het met God in orde konden maken door de Joodse wet te houden, zou Christus voor niets gestorven zijn.

Gal. 3:1-5
DE WET EN CHRISTUS. Wij zijn Joden van geboorte en geen zondaars uit de vreemde volken. DE WET EN GELOOF. Och, domme Galaten, door wie bent u tot die waandenkbeelden gekomen? Ik heb u toch zo'n duidelijk beeld gegeven van Jezus Christus, Die aan het kruis gestorven is. Zeg eens: Heeft God u de Heilige Geest gegeven omdat u de wet hebt gehoorzaamd of omdat u het goede nieuws van Jezus Christus hebt gehoord én geloofd? Bent u nu zo dom? U bent christen geworden door het werk van de Heilige Geest, moet u nu met de wet eindigen? Is wat u hebt geleden dan voor niets geweest? Was dat maar zo. Geeft God u Zijn Geest en laat Hij wonderen onder u gebeuren omdat u zo goed doet wat de wet zegt? Of omdat u gelooft wat wij u over Jezus Christus hebben verteld?

Gal. 3:6-9
ABRAHAMS GELOOF. Kijk eens naar Abraham: Hij geloofde God en daarom was het goed tussen God en hem. De echte kinderen van Abraham zijn dus de mensen die, net als hij, op God vertrouwen. In de Boeken is voorzegd dat niet-Joodse volken op God zouden vertrouwen, waardoor het tussen God en hen in orde zou komen. Lang geleden zei God tegen Abraham: "U zult voor alle volken een zegen zijn." Dat was goed nieuws! Ieder die net als Abraham op God vertrouwt, zal net zo worden gezegend als hij.

Gal. 3:10-14
CHRISTUS REDT, DADEN NIET. Maar ieder die probeert het met God in orde te maken door de wet te houden, valt onder de vloek van God. Want er staat in de Boeken: "Wie niet precies doet wat er in de wet staat, is vervloekt." Daaruit blijkt duidelijk dat niemand het ooit met God in orde kan maken door de wet te houden. In de Boeken staat immers ook: "Alleen door op Hem te vertrouwen, komt het tussen God en u in orde." Bij het houden van de wet is het geen kwestie van geloven, maar van doen. "Wie de wet houdt, zal daardoor leven", staat er geschreven. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek die de wet over ons bracht, door voor ons die vloek op Zich te nemen. Er staat immers: "Wie aan een paal is opgehangen, is vervloekt." Gods bedoeling is duidelijk. Nu kan Hij door Christus Jezus de andere volken de zegen geven, die Hij ook aan Abraham had beloofd; en nu kunnen wij de Heilige Geest ontvangen door in God te geloven.

Gal. 3:15-18
ERFENIS DANKZIJ BELOFTE. Broeders, ik neem maar eens een voorbeeld uit het dagelijkse leven. Als twee mensen een overeenkomst sluiten en die bekrachtigen, kan niemand daar iets aan veranderen of toevoegen. Wel, God deed Abraham en zijn Kind een belofte. Er staat niet in de Boeken dat die belofte aan Abrahams 'kinderen' werd gedaan, want dan zou die voor alle Joden gelden. Nee, er staat 'Kind' en daarmee wordt Christus bedoeld. Ik wil eigenlijk dit zeggen: Als God met Abraham een onverbrekelijke overeenkomst heeft gesloten, kan een wet die er pas 430 jaar later bijkwam, die overeenkomst niet ongedaan maken. De belofte die God heeft gedaan, blijft gelden. Als wij gered konden worden door een wet te gehoorzamen, is het duidelijk dat dat een andere manier is om met God in het reine te komen dan Abraham deed. Want hij was een vriend van God omdat hij eenvoudig geloofde in Gods beloften.

Gal. 3:19-22
DOEL VAN DE WET. Waarom moest de wet er dan komen? Die is gekomen om duidelijk te maken dat er zonde is. De wet zou alleen maar gelden zolang de Messias er nog niet was, die God beloofd had. God heeft de wet door engelen aan Mozes gegeven voor het Joodse volk. Maar toen Hij Zijn belofte aan Abraham gaf, deed Hij dat zonder tussenpersoon.
Zijn Gods wet en Gods beloften dan met elkaar in tegenspraak? Nee, natuurlijk niet. Als wij het door een wet te houden met God in orde konden maken, zou Hij ons niet een andere weg hebben gegeven om uit de greep van de zonde vrij te komen. Want volgens de Boeken zitten alle mensen in de macht van de zonde. De enige manier om aan de macht van de zonde te ontkomen is: op Jezus Christus te vertrouwen.

Gal. 3:23-29
ERFGENAMEN DOOR GELOOF. Tot de komst van Christus werden wij door de wet bewaakt. Wij leefden bij wijze van spreken onder het strenge toezicht van de wet, zolang wij nog niet wisten dat wij op Jezus Christus mochten vertrouwen. Laat ik het anders zeggen: De wet was onze leermeester tot Christus kwam; Christus zou ons leren dat wij alleen maar recht voor God zouden staan door in Hem te geloven. Maar nu wij in Christus geloven, heeft die leermeester (de wet) niets meer over ons te zeggen.
Door het geloof in Christus Jezus bent u allemaal kinderen van God geworden. Door de doop in Christus bent u één met Hem geworden; u bent als het ware omhuld door Hem. Er kan nu geen sprake meer zijn van Jood of niet-Jood, van slaaf of vrij man, van man of vrouw; want in Christus Jezus zijn wij één geworden. Als u een deel van Christus bent, bent u ook kinderen van Abraham en dan is wat God hem beloofde, ook voor u.

Gal. 4:1-7
GEADOPTEERD ALS KINDEREN. Wat ik wil zeggen, kan ik het beste duidelijk maken met het voorbeeld van een vader, die sterft en zijn bezittingen aan zijn minderjarige zoon nalaat. Zolang het kind minderjarig is, is het niet beter af dan een slaaf. Al zijn alle bezittingen van hem, hij heeft er pas iets aan als hij meerderjarig is. Hij moet doen wat zijn voogden en de beheerders van de erfenis hem zeggen. Pas als hij de leeftijd heeft bereikt, die zijn vader in het testament heeft genoemd, mag hij met de erfenis doen wat hij zelf wil. Zo was het ook met ons voordat Christus kwam. Wij waren slaven van allerlei wetten en gebruiken, want wij dachten dat die ons konden redden. Maar toen de juiste tijd gekomen was, de tijd die God daarvoor had bepaald, stuurde God Zijn Zoon, Die als mens uit een Joodse moeder werd geboren en aan de Joodse wet onderworpen was. Hij zou ons vrijkopen van die wet, zodat God ons als Zijn kinderen kon aannemen. En omdat wij Zijn kinderen zijn, heeft God de Geest van Zijn Zoon in ons hart gegeven, zodat wij God echt kunnen aanspreken met 'Vader'. U bent dus niet langer slaven, maar Gods eigen kinderen. Als Zijn kinderen hebt u recht op alles wat Hij bezit.

Gal. 4:8-11
TERUGKEER NAAR LEGALISME. Toen u God nog niet kende, onderwierp u zich aan afgoden. Maar hoe kunt u, nu u God hebt leren kennen (of, beter gezegd: nu God ú kent), daar weer naar teruggaan? Wilt u soms weer slaven worden van de een of andere armzalige, krachteloze godsdienst? U bepaalt uw aandacht bij dagen, maanden, seizoenen en jaren. U mag wel weten dat ik mij zorgen maak om u. Ik ben bang dat alles wat ik voor u heb gedaan, voor niets geweest is.

Gal. 4:12-20
PAULUS DOET BEROEP OP HUN LIEFDE. Beste broeders, stelt u zich eens voor in mijn plaats, zoals ik mij in uw plaats heb gesteld. Niet dat u mij iets hebt aangedaan. Want toen ik u voor het eerst iets over Jezus Christus vertelde, was ik lichamelijk erg zwak, maar dat heeft u er niet van weerhouden mij welkom te heten als een boodschapper van God, ja, als Christus Jezus Zelf. Hoewel dat vast niet meeviel, hebt u niets laten merken van enige afkeer of iets dergelijks. Wat is er over van de blijdschap en het geluk van toen? Ik moet zeggen dat u toen bijzonder op mij gesteld was. U zou bij wijze van spreken uw eigen ogen hebben uitgerukt om die aan mij te geven. Ben ik, omdat ik u de waarheid heb gezegd, opeens uw vijand geworden?
De valse leraars, die zo graag bij u in de gunst willen komen, doen dat niet voor uw bestwil. Nee, zij proberen een wig tussen u en ons te drijven om u helemaal voor zichzelf te hebben. Inspanning voor een goede zaak is natuurlijk prachtig. Maar u moet dat altijd doen, niet alleen als ik bij u ben. Mijn kinderen, u doet mij echt weer verdriet. Ik voel dezelfde pijn als een vrouw die bevalt. Zo sterk is mijn verlangen dat Christus in u zichtbaar wordt. Het liefst zou ik nu bij u zijn; dan zou ik u op een andere toon kunnen toespreken. Want ik weet eigenlijk niet wat ik met u aanmoet.

Gal. 4:21-5:1
ALLEGORIE VAN SARA EN HAGAR. Luister, vrienden, u denkt nu wel dat u de Joodse wet moet gehoorzamen, maar probeer dan eens te ontdekken wat er precies in die wet staat. Er staat namelijk in dat Abraham twee zonen had, één van zijn jonge slavin Hagar en één van zijn eigen, vrije vrouw Sara. Dat Hagar een kind van Abraham kreeg, was een natuurlijke zaak. Maar Sara kreeg pas een kind nadat God het aan Abraham had beloofd.
Hieruit blijkt dat God twee keer een verbond met de mens heeft gesloten. Het ene op grond van een wet, het andere op grond van een belofte. Het verbond van de wet werd gesloten op de berg Sinaï (of de 'berg Hagar' zoals de Arabieren zeggen). En de slavin Hagar is het symbool van het tegenwoordige Jeruzalem, de moederstad van de Joden. Haar kinderen leven allemaal onder de slavernij van de wet. Maar onze moederstad is het hemelse Jeruzalem en zij is vrij; zij is geen slavin van de wet. Dat bedoelde de profeet Jesaja ook toen hij zei:

  "Kinderloze vrouw, wees blij!
  Jubel het uit van vreugde,
  al hebt u geen kind gehad.
  Want Ik zal u veel kinderen geven,
  meer dan de slavin van uw man."

Broeders, wij zijn net als Isaäk de kinderen die God aan Abraham heeft beloofd. Zoals de zoon van de vrije vrouw vervolgd werd door de zoon van de slavin, worden nu de mensen die uit de Heilige Geest geboren zijn, vervolgd door hen die onder de slavernij van de wet leven. Maar in de Boeken staat dat Abraham de slavin en haar zoon moest wegsturen, want de zoon van de slavin mocht de erfenis niet delen met de zoon van de vrije vrouw. Nu, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, die zich aan de wet moeten houden. Nee, wij zijn kinderen van de vrije vrouw. Christus heeft ons dus de vrijheid gegeven. Dat is pas echte vrijheid! Laat u die niet ontnemen door weer een slaaf van wetten te worden.

Christelijke vrijheid

Gal. 5:2-12
BESNIJDENIS EEN ZAAK VAN DE WET. Luister goed naar wat ik nu zeg: Als u erop rekent dat het met God in orde komt door u te laten besnijden en de Joodse wetten te houden, zal Christus u niet redden! Ik zeg het nog eens: Wie zich laat besnijden, moet ook altijd alle andere Joodse wetten gehoorzamen. Als u probeert het met God in orde te maken door de wet te houden, hebt u de band met Christus verbroken; u wijst daarmee Zijn genade van de hand. Wij, christenen, vertrouwen erop en zien er met grote verwachting naar uit dat Jezus Christus het voor ons met God in orde maakt. De Heilige Geest geeft ons die zekerheid. Voor wie bij Christus Jezus hoort, is het al of niet besneden zijn volmaakt onbelangrijk. Het enige wat telt, is geloof dat zich in liefde uit.
U was zo goed op weg. Wie heeft u ervan weerhouden de waarheid te blijven volgen? God in elk geval niet, want Hij heeft u geroepen om vrij te zijn. Maar als er één verkeerd wil, steekt hij de hele groep aan. Een beetje zuurdeeg maakt het hele deeg zuur. Ik vertrouw erop dat uw band met de Here zo sterk is dat u niet zult afwijken van wat ik u heb geleerd. Maar wie onder u onrust heeft gebracht, krijgt zijn verdiende loon, wie het ook is. Sommigen beweren zelfs dat ík zeg dat besnijden nodig is. Maar dan vraag ik mij wel af, broeders, waarom ik nog steeds vervolgd word. Als dat waar was, zou niemand zich eraan stoten dat ik Christus bekendmaak, Die aan het kruis gestorven is. Laten die onruststokers zichzelf maar laten verminken!

Gal. 5:13-15
DE WET VOLBRACHT DOOR LIEFDE. Broeders, God heeft u niet de vrijheid gegeven om te misbruiken en uw eigen zin te doen, maar om elkaar te dienen in een geest van liefde. De hele wet is immers samengevat in dit ene gebod: "Houd net zoveel van uw medemens als van uzelf." Maar als u als beesten tegen elkaar tekeergaat, blijft er niets van u over. Pas daar dus voor op.

Gal. 5:16-26
LICHAAM EN GEEST. Leef altijd in gehoorzaamheid aan de Heilige Geest; dan zal de zonde geen kans krijgen zich uit te leven. Want de zondige neigingen gaan in tegen de verlangens van de Heilige Geest en omgekeerd. Deze twee krachten zijn altijd met elkaar in conflict. U moet dus niet doen wat u maar wilt. Als u zich voortdurend door de Heilige Geest laat leiden, valt u niet meer onder de wet.
Het is duidelijk wat de zondige natuur voortbrengt: Overspel, ontucht, vuiligheid en losbandigheid; afgoderij en spiritisme; haat, ruzie, nijd, drift, rivaliteit, onenigheid, sektarisme, jaloezie, dronkenschap, onmatigheid en meer van dergelijke dingen. Ik heb u al eens eerder gezegd dat mensen die dat soort dingen doen, het Koninkrijk van God niet zullen ontvangen.
Maar de Heilige Geest brengt ons tot betere dingen: Liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, mildheid, trouw, tederheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die zulke dingen veroordeelt. Wie bij Jezus Christus hoort, heeft met zijn oude natuur en begeerten afgerekend; die zijn aan het kruis geslagen. Als de Geest ons nieuw leven heeft gegeven, moeten wij ons ook in alle opzichten door de Geest laten leiden. Laten wij niet hoog over onszelf opgeven, want daarmee lokken wij alleen maar rivaliteit en jaloezie uit.

Gal. 6:1-6
WEDERZIJDSE VERANTWOORDELIJKHEID. Broeders, als iemand op iets verkeerds wordt betrapt, moet u (als mensen die door de Geest geleid worden) hem vriendelijk terechtwijzen. Vergeet niet dat u zelf ook in de verleiding kunt komen iets verkeerds te doen. U moet elkaars moeilijkheden en problemen dragen; dan voldoet u aan de opdracht van Christus. Wie zich te belangrijk vindt om dat te doen, misleidt zichzelf. Ieder moet zijn eigen werk nuchter beoordelen. Als het goed is, mag hij er voldoening van hebben, maar hij hoeft zich er niet op te laten voorstaan. Ieder is zelf verantwoordelijk voor wat hij doet.
Wie onderwezen wordt in het woord van God, moet zijn leraar laten delen in al het goede dat hij zelf heeft.

Gal. 6:7-10
DOOR DE GEEST LEVEN. Maak uzelf niets wijs: God laat niet met Zich spotten. Wat iemand zaait, zal hij ook oogsten. Wie naar de oude menselijke natuur leeft, kan alleen maar dood en verderf verwachten. Maar wie door de Heilige Geest leeft, zal ervaren dat de Geest eeuwig leven geeft. Laten wij nooit ophouden met goed doen, want na verloop van tijd zullen wij de zegen ervan oogsten, als wij het tenminste niet opgeven. Daarom moeten wij altijd als we daarvoor de gelegenheid hebben, voor iedereen goed en vriendelijk zijn, in het bijzonder voor onze medechristenen.

Gal. 6:11-16
NOCH BESNIJDENIS, NOCH WET. Deze brief heb ik zelf geschreven. U ziet het wel aan de grote letters.
De mensen die u dwingen u te laten besnijden, proberen daarmee op de Joden een goede indruk te maken; zij willen voorkomen dat ze worden vervolgd voor het geloof dat men alleen gered kan worden door Christus, Die aan het kruis gestorven is. Maar die voorvechters van de besnijdenis doen zelf niet eens wat de Joodse wet zegt! De reden dat zij u willen besnijden, is om daarover te kunnen opscheppen. Wat mijzelf betreft, ik zal alleen maar hoog opgeven van onze Here Jezus Christus, Die aan het kruis gestorven is. Samen met Hem is de wereld voor mij dood en ben ik voor de wereld gestorven. Het maakt geen enkel verschil of u besneden bent of niet. Waar het om gaat, is of God een nieuwe mens van u heeft gemaakt. Gods vrede en goedheid zijn voor allen die volgens deze regel leven; zij zijn Gods eigen volk.

Gal. 6:17,18
ZEGENING. Voortaan wil ik niet meer met dit soort zaken lastiggevallen worden. Want de littekens op mijn lichaam kenmerken mij als een slaaf van Christus.
Ik bid onze Here Jezus Christus, dat Zijn genade met u is! Amen.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- november



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen