25 maart


Burgeroorlog met Benjamin

In een tijdperk vol afgoderij en heidense gebruiken is religieuze afvalligheid enigszins begrijpelijk. Het is daarom niet verwonderlijk dat de Israëlieten herhaaldelijk in geestelijke ontrouw vervallen. Maar wat wel verrassend is, is de mate waarin de immoraliteit is toegenomen, vooral onder de Benjaminieten. Een grimmig voorbeeld hiervan is de eis van een aantal ontuchtige mannen aan een gastvrije oude man om een bezoekende Leviet aan hen over te dragen, zodat zij homoseksueel geslachtsverkeer met hem kunnen hebben. Als reactie op deze eis stuurt de Leviet echter zijn bijvrouw naar buiten om seksueel misbruikt te worden, een daad die sterk doet denken aan Lot en de twee engelen. Wanneer de Leviet de volgende ochtend ontdekt dat zijn bijvrouw dood is, raakt hij plotsklaps verbolgen en stuurt hij een deel van haar lichaam naar elk van de stammen. Israël wordt hier woedend over en vernietigt (na enkele nederlagen) bijna de stam van Benjamin.
En dus leidt de zonde opnieuw tot verbroken relaties en onvrede onder de burgers. Maar toch is er nog een restje goedheid overgebleven en dit manifesteert zich in de zorg van Israël, wanneer men zich realiseert dat een deel van hun nationale familie bijna volledig werd weggevaagd. Een waardevolle les in vergeving binnen het gezin, en acceptatie ondanks zonden, vinden we in de grote moeite die Israël doet om de dwalende stam van Benjamin terug te leiden.

Rich. 19:1,2 - Efraïm
LEVIET EN BIJVROUW. In die tijd (er was nog geen koning in Israël) woonde een man van de stam Levi diep in de bergen van Efraïm. Hij had uit Bethlehem in Juda een vrouw als bijvrouw meegenomen. Zij werd hem echter ontrouw en liep van hem weg naar het huis van haar vader in Bethlehem, waar zij vier maanden bleef.

Rich. 19:3-9 - Bethlehem
LEVIET EN SCHOONVADER. Haar man trof voorbereidingen voor de reis, nam een knecht en een extra ezel mee en ging haar achterna om haar te overreden terug te komen. Toen hij bij het huis van haar vader was aangekomen, liet zij hem binnen. Haar vader was blij hem te zien en ontving hem vriendelijk. Hij drong er bij zijn schoonzoon op aan dat hij een tijdje zou blijven logeren en zo bleef hij daar drie dagen. Zij aten en dronken en hadden een gezellige tijd met elkaar.
Op de vierde dag stonden zij vroeg op, klaar om te vertrekken. Maar de vader van de jonge vrouw zei: "Laten we eerst nog samen eten en dan kunt u vertrekken. Terwijl zij samen zaten te eten en te drinken, vroeg de schoonvader hem dringend nog één dag te blijven, omdat ze zo'n goede tijd met elkaar hadden. Aanvankelijk weigerde de man, maar omdat zijn schoonvader bleef aandringen, stemde hij erin toe nog één nacht te blijven. De volgende ochtend stonden ze vroeg op, maar opnieuw overreedde zijn schoonvader hem nog wat te eten en tot de namiddag te blijven. En weldra zaten ze samen weer gezellig te eten.
In de loop van de middag stond de man op om met zijn bijvrouw en knecht te vertrekken, maar zijn schoonvader zei: "Luister, de dag is al bijna om; het is zo avond. Blijf nog een nachtje hier, dan kunnen we het nog gezellig maken. Dan kun je morgenochtend vroeg opstaan en naar huis terugreizen."

Rich. 19:10-15
REIS NAAR GIBEA. Maar deze keer liet de man zich niet overhalen en ze vertrokken. Voor het donker bereikte hij Jeruzalem (dat toen nog Jebus heette), samen met zijn span ezels en de vrouw.
"Zullen we daar overnachten?" zei zijn knecht.
"Nee", zei zijn heer, "ik wil niet overnachten in een stad waar geen Israëlieten wonen. Laten we verder trekken naar Gibea of Rama en daar overnachten." Zo reisden zij verder. De zon ging juist onder toen zij in de buurt van Gibea kwamen, een stad van de stam Benjamin. Zij gingen de weg af naar deze stad om er de nacht door te brengen. Daar gingen ze op het stadsplein zitten, want niemand nodigde hen uit binnen te komen.

Rich. 19:16-21 - Gibea
GASTVRIJHEID VAN OUDE MAN. Maar 's avonds kwam een oude man voorbij, die van zijn werk op het veld naar huis terugkeerde. Hij was van oorsprong afkomstig uit de bergen van Efraïm en woonde nu in Gibea, hoewel die stad in het gebied van de stam Benjamin lag. Toen hij de reizigers op het plein zag zitten, vroeg hij waar ze vandaan kwamen en waar ze heengingen.
"We komen uit Bethlehem in Juda en zijn op weg naar mijn huis, diep in de bergen van Efraïm. Bovendien doe ik dienst in het huis van de HERE", antwoordde de man. "Maar niemand wil ons onderdak verlenen, hoewel wij stro en voer bij ons hebben voor onze ezels en voldoende brood en wijn voor onszelf."
"Mijn vrede zij met u, ik zal voor u zorgen", antwoordde de oude man. "U kunt mijn gasten zijn, want u moet niet hier op het plein blijven." Hij nam hen mee naar huis en gaf hun ezels voer, terwijl zij zich verfristen. Daarna aten zij samen.

Rich. 19:22-25a
BENJAMINIETEN HEBBEN KWAAD IN DE ZIN. Maar terwijl het binnen gezellig was, omsingelden enkele onverlaten het huis, bonsden op de deur en schreeuwden tegen de oude man dat hij de man, die bij hem logeerde, naar buiten moest brengen, zodat zij geslachtsgemeenschap met hem konden hebben.
De oude man ging naar buiten om met hen te praten. "Nee, beste mensen, doe toch alstublieft niet zoiets schandelijks met de man die bij mij te gast is", smeekte hij. "Neem mijn dochter, die nog maagd is en de bijvrouw van deze man. Ik zal hen naar buiten brengen en u mag met hen doen wat u wilt, maar doe zoiets niet met deze man."
Maar zij wilden niet naar hem luisteren.

Rich. 19:25b,26
BIJVROUW VERKRACHT. Daarop duwde de man zijn bijvrouw naar buiten en zij verkrachtten haar om beurten en waren de hele nacht met haar bezig. Tenslotte, bij het aanbreken van de morgen, lieten de mannen haar gaan. Zij viel neer voor de deur van het huis waar haar echtgenoot logeerde en bleef daar liggen tot het licht werd.

Rich. 19:27-30
LICHAAM NAAR STAMMEN GESTUURD. Toen haar man 's morgens de deur open deed om weer op weg te gaan, zag hij zijn vrouw daar voor de deur liggen, met haar handen op de drempel. "Sta op", zei hij, "we vertrekken." Maar er kwam geen antwoord: ze was dood. Hij tilde haar op, legde haar op de ezel en nam haar mee naar huis.
Thuisgekomen pakte hij een mes, sneed haar lichaam in twaalf stukken en stuurde naar elke stam van Israël één deel. Toen kwam het hele volk Israël in beroering. "Zo'n vreselijke misdaad is er nog nooit gepleegd sinds Israël uit Egypte is vertrokken!" zei iedereen. "We moeten overleggen wat ons te doen staat."

Rich. 20:1-3a - Mizpa
ISRAEL VERZAMELT TROEPEN. Het hele volk Israël kwam naar Mizpa. In totaal 450.000 man voetvolk, allemaal mannen die het zwaard konden hanteren. Daar verzamelden zij zich voor de HERE, één van hart en ziel. De mannen kwamen uit alle hoeken van het land, van Dan tot aan Berséba en ook uit het gebied Gilead aan de overkant van de Jordaan. Al gauw bereikte de mensen in het gebied Benjamin het bericht dat de Israëlitische troepen zich in Mizpa hadden verzameld.

Rich. 20:3b-7
LEVIET VERTELT OVER INCIDENT. Toen bogen de leiders van Israël zich over de vraag hoe deze verschrikkelijke gebeurtenis had kunnen plaatshebben. Daarop meldde zich de Leviet wiens vrouw was vermoord bij hen.
Hij zei: "Wij kwamen op een avond in Gibea, een stad in het gebied van Benjamin en wilden daar overnachten. 's Nachts omsingelden de burgers van Gibea ons huis; ze waren van plan mij te onteren en te doden. Zij hebben toen mijn bijvrouw zó verkracht dat zij eraan is overleden. Daarna heb ik haar lichaam in twaalf stukken gesneden en deze delen door het hele land Israël gestuurd, want die mannen hebben een schandelijke misdaad begaan. Welnu, landgenoten, zeg wat u hiervan vindt en geef mij raad!"

Rich. 20:8-11
BESLUIT OM GIBEA TE STRAFFEN. Toen stond het volk als één man op en antwoordde: "Niemand van ons zal naar huis teruggaan, maar het volgende zullen wij doen: Wij zullen Gibea verwoesten en door loting het land onder ons verdelen. Eerst zal een tiende deel van de verenigde legers van Israël worden aangewezen om de rest van ons van voedsel te voorzien. Daarna zullen wij Gibea verwoesten om deze gruwelijke misdaad." De mannen van Israël waren eensgezind in hun besluit hard tegen Gibea op te treden.

Rich. 20:12-18
VOORBEREIDINGEN OP STRIJD. Toen werden boodschappers naar de stam Benjamin gestuurd, die moesten zeggen: "Wat voor vreselijks is onder u gebeurd? Lever die slechte mannen uit de stad Gibea aan ons uit, zodat wij hen kunnen terechtstellen en dit kwaad uit Israël uitroeien."
Maar de Benjaminieten wilden niet luisteren naar hun broeders, de Israëlieten. Integendeel, 26.000 strijdvaardige Benjaminieten uit andere steden verzamelden zich in Gibea om de zevenhonderd uitstekende soldaten uit Gibea te versterken voor de strijd tegen de rest van Israël. Uit de verenigde legers werd een keurregiment van zevenhonderd linkshandige slingeraars gevormd. Deze mannen konden met een steen tot op een haar nauwkeurig mikken, zonder ooit het doel te missen.
Het leger van Israël (de Benjaminieten dus niet meegerekend) telde 400.000 mannen die goed met het zwaard konden omgaan, geoefende strijders.
Het Israëlitische leger trok eerst van Mizpa naar Bethel om God te raadplegen. "Welke stam zal ons aanvoeren bij de aanval op de Benjaminieten?" vroegen zij.
De HERE antwoordde: "Juda zal voorop gaan."

Rich. 20:19-23 - Gibea
BENJAMINIETEN WINNEN EERST. De volgende morgen braken zij hun kamp op en trokken naar Gibea om de Benjaminieten aan te vallen. Maar de mannen van Benjamin stormden naar buiten en doodden die dag 22.000 Israëlieten. Toen ging Israël weer naar Bethel en huilde voor de HERE tot aan de avond en vroeg Hem: "Moeten we verder vechten tegen onze broeder Benjamin?"
En de HERE antwoordde: "Ja."

Rich. 20:24-28
ISRAEL OPNIEUW VERSLAGEN. Daardoor kregen de mannen van Israël weer moed en rukten de volgende dag opnieuw uit om op dezelfde plaats te gaan vechten. Maar ook die dag stormden de Benjaminieten de stad uit en maakten nog eens 18.000 slachtoffers onder de Israëlieten, allemaal ervaren zwaardvechters.
Toen trok het hele volk opnieuw naar Bethel, huilde en vastte daar voor de HERE tot de avond en bracht brand- en vrede-offers. Voor die gelegenheid stond de ark van het verbond in Bethel en Pinehas, de zoon van Eleazar en kleinzoon van Aäron, was priester. Bij monde van Pinehas vroegen de mannen van Israël de HERE om raad. "Moeten wij opnieuw onze broeder Benjamin aanvallen of zullen we ermee ophouden?"
En de HERE antwoordde: "Val aan, want morgen zal Ik hen in uw macht geven."

Rich. 20:29-35
ISRAEL EINDELIJK OVERWINNAAR. Het Israëlitische leger legde hinderlagen rond de stad en rukte voor de derde keer op tegen de Benjaminieten. Zij stelden zich in slagorde op voor Gibea, net als de vorige keren. Toen het leger van Benjamin de stad uitmarcheerde voor de aanval, trokken de Israëlitische troepen zich terug. Zo werden de Benjaminieten van de stad weggelokt, toen zij Israël achtervolgden. Net als de vorige keren vochten de Benjaminieten met de mannen van Israël en op de wegen naar Bethel en Gibea doodden zij ongeveer dertig mannen van Israël. De Benjaminieten dachten toen dat zij net als tevoren de Israëlieten hadden verslagen, maar deze hadden van tevoren afgesproken te vluchten om zo het leger van Benjamin weg te lokken van de stad naar de grote wegen.
Op het moment dat het leger van Israël Baäl-Tamar bereikte, keerde het om en viel zijn achtervolgers aan. De 10.000 man sterke Israëlitische keurtroepen, die verdekt lagen opgesteld op de open plek bij Gibea, kwamen tevoorschijn en vielen de achterhoede van het leger van Benjamin aan. De Benjaminieten beseften echter nog niet wat voor onheil hen boven het hoofd hing. De HERE hielp Israël Benjamin te verslaan en zij doodden die dag 25.100 Benjaminieten.

Rich. 20:36-46
DETAILS VAN DE OVERWINNING. Het leger van Israël week terug voor de mannen van Benjamin om de Israëlieten die in de hinderlaag bij Gibea lagen, de gelegenheid te geven tot aktie over te gaan. Toen de mannen van Benjamin ongeveer dertig Israëlieten hadden gedood, dachten zij dat het net zo'n grote slachtpartij zou worden als de vorige keren. Maar de mannen die uit de hinderlaag tevoorschijn kwamen, stormden Gibea binnen, doodden iedereen met het zwaard en staken de stad in brand. De zware rookwolken die uit de stad opstegen, waren voor het Israëlitische leger het teken zich om te keren en het leger van Benjamin aan te vallen.
Toen de Benjaminieten omkeken, zagen ze aan de grote rookwolken dat hun stad in lichterlaaie stond. Toen zij ook nog zagen dat de Israëlieten zich omkeerden en op hen afstormden, beseften zij dat hun ondergang nabij was. Zij vluchtten in de richting van de woestijn, maar konden de strijd niet ontlopen; want de Israëlieten kwamen hen achterna en sloegen de mannen in de achterhoede neer, evenals al degenen die uit de steden waren gekomen om hen te helpen. Na een achtervolging sloten zij de Benjaminieten ten oosten van Gibea in en versloegen hen. Die dag sneuvelden 18.000 Benjaminitische soldaten. De rest van het leger vluchtte naar de woestijn, naar de rots Rimmon, maar onderweg werden nog vijfduizend mannen gedood en nog eens tweeduizend bij Gideom.
De stam Benjamin verloor die dag dus in totaal 25.000 soldaten.

Rich. 20:47,48
LAATSTE VERZET DE KOP INGEDRUKT. Slechts zeshonderd mannen wisten in de woestijn naar de rots Rimmon te ontkomen, waar zij vier maanden bleven. Ook verzuimde het Israëlitische leger niet de hele bevolking van de stam Benjamin te doden (mannen, vrouwen, kinderen en vee) en zij staken alle steden in het gebied Benjamin in brand.

Rich. 21:1-7
ZORG VOOR BENJAMIN. De Israëlieten hadden in Mizpa gezworen nooit één van hun dochters met een man van de stam Benjamin te laten trouwen.
Toen zij in Bethel waren samengekomen, zaten zij daar voor God en huilden bittere tranen. "Waarom, HERE, God van Israël", riepen zij, "heeft het zover kunnen komen dat nu één van onze stammen ontbreekt?"
De volgende ochtend stonden zij vroeg op, bouwden een altaar en brachten daarop brand- en vrede-offers.
Zij zeiden tegen elkaar: "Was één van Israëls stammen niet aanwezig, toen wij die bijeenkomst voor de HERE in Mizpa hielden?" Want toen hadden zij plechtig gezworen dat wie niet voor de HERE in Mizpa zou verschijnen, dit met de dood zou moeten bekopen.
De Israëlieten hadden echter diep medelijden met hun broederstam Benjamin. Zij zeiden tegen elkaar: "Vandaag is een hele stam van Israël weggevaagd. Hoe moet dat groepje overlevenden vrouwen vinden, terwijl wij bij de HERE hebben gezworen dat we hun onze dochters niet zouden geven?"

Rich. 21:8-12 - Jabes Gilead
MAAGDEN UIT JABES GILEAD. Toen bedachten zij dat ze iedereen zouden doden, die weigerde naar Mizpa te komen; en zij ontdekten dat uit Jabes in Gilead niemand de bijeenkomst had bijgewoond.
Daarom stuurde het volk twaalfduizend van de beste soldaten naar Jabes in Gilead om de bevolking te doden. Alle mannen, getrouwde vrouwen en kinderen werden met het zwaard gedood, maar alle jonge meisjes van huwbare leeftijd die nog maagd waren, werden gespaard. Het bleken er vierhonderd te zijn en zij werden naar de legerplaats in Silo in Kanaän gebracht.

Rich. 21:13-15
NIET GENOEG VROUWEN. Toen stuurde Israël een delegatie naar het groepje overgebleven mannen van Benjamin op de rots Rimmon, om hun vrede aan te bieden. De Benjaminieten keerden daarop naar huis terug en kregen de meisjes uit Jabes, die in leven waren gelaten. Toch waren het er nog niet genoeg.
De Israëlieten hadden diep medelijden met de stam Benjamin, omdat de HERE een wig had gedreven in Israëls stammen.

Rich. 21:16-24 - Silo
PLAN OM EED TE OMZEILEN. "Hoe kunnen wij aan vrouwen komen voor de anderen die nog geen vrouw hebben, nu alle vrouwen van de stam Benjamin dood zijn?" vroegen de leiders van Israël zich af. "In elk geval blijft het gebied Benjamin in bezit van de overgebleven groep. De stam van Benjamin moet in stand blijven. Maar we kunnen hun niet onze eigen dochters geven. Want we hebben gezworen dat wie dat doet, vervloekt zal zijn." Plotseling schoot iemand te binnen dat jaarlijks ter ere van de HERE een feest werd gegeven in de velden bij Silo. Silo ligt tussen Lebona in het noorden en Bethel in het zuiden en ten oosten van de weg die van Bethel naar Sichem loopt.
Zij zeiden tegen de mannen van Benjamin die nog geen vrouw hadden: "Verstop u in de wijngaarden bij Silo. Wanneer de meisjes van Silo uit de stad komen om te dansen, spring dan tevoorschijn, pak een meisje en neem haar mee naar uw gebied Benjamin en trouw met haar. En als hun vaders of broers bij ons komen protesteren, dan zullen wij zeggen: 'Heb alstublieft begrip voor deze zaak en laat hen uw dochters houden. Want wij konden niet genoeg vrouwen voor hen vinden toen we Jabes in Gilead verwoestten. En u kon hun uw dochters niet geven, zonder schuld op u te laden wegens de eed."
De mannen van Benjamin deden wat hun was gezegd; ze ontvoerden zo'n tweehonderd dansende meisjes en trouwden met hen in hun eigen gebied. Daarna herbouwden zij de verwoeste steden en gingen er weer wonen.
Ook het volk Israël keerde naar huis terug; iedereen ging naar de stam en familie waartoe hij behoorde.

Tijdperk van de rechters samengevat

Het lijkt erop dat het morele verval van Israël de mensen zó zwaar heeft aangetast, dat zelfs eerlijke pogingen om de juiste dingen te doen niet smetteloos verlopen. Zelfs in de oprechte inspanning om de Benjaminieten te vergeven en in ere te herstellen zien we een aanwijzing dat het Israëlitische onderscheidingsvermogen enorm vertroebeld is wat betreft de gebruikte methoden. Dit hele tijdperk van het Kanaänitische conflict is een droeve getuigenis van de relatie tussen God en mens. Het Israëlische volk is vervallen van een toppunt van trouw aan de wet onder Mozes (hoe imperfect hun gehoorzaamheid ook toen al was) tot een dieptepunt waarin het morele gezag niet hoger geplaatst wordt dan de eigen wil. Deze door God geïnspireerde beschrijving van het tijdperk van de rechters wordt afgesloten met een ontgoochelend nawoord.

Rich. 21:25 (ca. 1380-1043 v.C.)
Er was in die tijd geen koning in Israël en iedereen deed maar wat hem het beste leek.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- maart



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen