Clicky



 

Jeremia 34


Jeremia moet koning Zedekia waarschuwen
1 Dit is wat de Heer tegen mij zei toen koning Nebukadnezar van Babel Jeruzalem en de steden daar omheen aanviel. (Lees 2 Koningen 24:18 tot 2 Koningen 25:7.) Nebukadnezar kwam met een groot leger van de landen die hij al veroverd had.
2 De Heer zei tegen mij: "Ga naar koning Zedekia van Juda. Zeg tegen hem: Dit zegt de Heer: Ik geef deze stad in de macht van de koning van Babel. Hij zal de stad in brand steken
3 En hij zal u grijpen, u zal niet aan hem ontsnappen. U zal bij de koning van Babel gebracht worden. U zal hem zien en met hem spreken. En hij zal u naar Babel brengen.
4 Maar luister naar wat Ik u zeg, koning Zedekia! U zal niet gedood worden.
5 U zal in vrede sterven. Vroeger staken de mensen een groot vuur aan bij de dood van hun koning, om hem te eren. Ook bij uw dood zullen ze dat doen. Ze zullen u eren met een groot vuur en over u treuren. Het zal gaan zoals Ik gezegd heb."
6 Ik vertelde koning Zedekia in Jeruzalem wat de Heer gezegd had.
7 In die tijd hadden de legers van de koning van Babel Jeruzalem omsingeld. Ook hadden ze de steden omsingeld die nog overgebleven waren: Lachis en Azeka. Dat waren de enige twee steden met muren in Juda die nog niet waren veroverd.

Vrijlating van de Hebreeuwse slaven en slavinnen
8-9 Toen ik koning Zedekia deze boodschap had gegeven, gaf de koning bevel aan de mensen in Jeruzalem dat ze allemaal hun Isra�litische slaven of slavinnen moesten vrijlaten. (Lees Exodus 21:2. God had wetten gegeven voor het hebben van slaven. Maar de mensen hadden zich daar niet aan gehouden. Waarschijnlijk had de koning bevolen om alsnog de slaven vrij te laten, omdat hij hoopte dat God dan niet zou doen wat Jeremia zojuist tegen hem gezegd had.) Ze mochten niet langer jongens en meisjes van hun eigen volk als slaaf hebben.
10 De leiders van het volk en alle andere mensen gehoorzaamden het bevel van koning Zedekia. Ze lieten allemaal hun Isra�litische slaven en slavinnen vrij.
11 Maar later veranderden ze van gedachten. Ze haalden de jongens en meisjes weer terug en maakten hen weer tot slaaf.
12 Daarom zei de Heer tegen mij:
13 "Dit zegt de Heer, de God van Isra�l: Vroeger heb Ik jullie voorouders bevrijd uit de slavernij van Egypte. Ik sloot toen een verbond met hen.
14 Volgens dat verbond moest iedereen die een Isra�litische slaaf of slavin had, die na zes jaar vrijlaten. Maar jullie voorouders hebben niet naar Mij geluisterd. Ze hebben Mij niet gehoorzaamd.
15 Nu hadden jullie kort geleden alsnog gedaan wat Ik gezegd had. Jullie hadden jullie slaven en slavinnen vrijgelaten, zoals Ik wilde. Jullie hadden in mijn tempel een nieuw verbond met Mij gesloten om dit voortaan elke zeven jaar te doen.
16 Maar nu zijn jullie van gedachten veranderd. Daarmee hebben jullie Mij beledigd. Jullie hebben de slaven en slavinnen die jullie eerst hadden vrijgelaten, weer teruggehaald en opnieuw tot slaven gemaakt.
17 Daarom zegt de Heer: Jullie hebben niet naar Mij geluisterd. Jullie hebben jullie slaven en slavinnen niet vrijgelaten. Daarom laat Ik j�llie vrij: vrij voor het zwaard, de honger en de pest. Alle volken die het horen, zullen geschokt zijn.
18 Toen jullie het verbond sloten, hebben jullie een kalf in twee�n gesneden. Daarna zijn jullie tussen de twee helften door gelopen. (Zo werd er in die tijd een verbond gesloten. Degene die het verbond verbrak, zou net als het kalf gedood worden. Op dezelfde manier had God ook een verbond met Abraham gesloten. Lees Genesis 15:7-18.) Nu zal Ik hetzelfde doen met de mannen die zich niet aan mijn verbond hebben gehouden.
19 Met iedereen die tussen de stukken van dat kalf is doorgelopen, zal Ik doen wat zij met het kalf hebben gedaan: de leiders van Juda, de leiders van Jeruzalem, de hofdienaren, de priesters en alle anderen.
20 Ja, Ik zal hen laten doden door hun vijanden. Hun lijken zullen door de vogels en de wilde dieren worden opgegeten.
21 Ook koning Zedekia en de leiders van Juda zal Ik in de macht geven van het leger van de koning van Babel.
22 De koning van Babel was wel met zijn leger vertrokken, maar Ik zal hem bevelen dat hij weer naar deze stad moet terugkomen, zegt de Heer. Hij zal Jeruzalem veroveren en in brand steken. Ik zal de steden van Juda helemaal laten verwoesten. Er zal niemand meer wonen."


Vorige hoofdstuk Volgende hoofdstuk

WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen





copyright 2013 | Stichting BasisBijbel
De bijbel in makkelijk Nederlands