30 oktober


Jezus verricht wonderen

Het is nogal wat wanneer iemand beweert de waarheid te onderwijzen; maar het is heel wat anders wanneer iemands gezag om die waarheid op te eisen daadwerkelijk wordt aangetoond. Daarom vormen de wonderen die Jezus verricht zo'n cruciaal onderdeel van Zijn bediening. Deze wonderen worden niet verricht als vermaak of als Goddelijk machtsvertoon en zelfs niet om de sceptici te overtuigen. Noch geneest Jezus de zieken en wekt Hij doden weer tot leven alleen omdat Hij zo'n enorm mededogen heeft voor de lijdende mens.
De betekenis van deze wonderen gaat veel verder: zij zijn een middel waarmee de boodschap wordt bevestigd dat het koninkrijk van God nu met Zijn macht wordt gesticht! God grondvest Zijn heerschappij via Christus en bewijst dit met de wonderbaarlijke macht van Jezus over de natuurkrachten, over de geestelijke wereld en over ziekte en dood. Het verslag van Markus laat zien hoe Jezus na Zijn onderricht door middel van gelijkenissen door Galilea reist en het gezag hiervan bevestigt met miraculeuze daden.

Mat. 8:18-22, Luk. 9:57-62
VOLGELINGEN UITGEDAAGD. Mt Jezus zag dat er steeds meer mensen om Hem heen kwamen staan. Hij zei tegen Zijn discipelen dat zij zich moesten klaarmaken om over te steken naar de overkant van het meer. Op dat moment kwam er een godsdienstleraar naar Hem toe en zei: "Meester, ik ga met U mee. Het doet er niet toe waarheen." Lk "De vossen hebben een hol om in te wonen en vogels een nest. Maar Ik heb niet eens een plaats waar Ik kan uitrusten", antwoordde Jezus.
Jezus nodigde iemand anders uit met Hem mee te gaan. De man wilde wel, maar vroeg of hij eerst zijn vader mocht begraven. Jezus zei: "Laat het begraven van de doden maar over aan hen die niet met God leven. Wat u moet doen, is met Mij meegaan en de mensen vertellen dat God van hen houdt."
Weer iemand anders zei: "Here, ik zal U volgen. Maar mag ik eerst naar huis gaan om afscheid te nemen van mijn familie?"
Jezus antwoordde: "Wie zich laat afhouden van het werk dat Ik hem te doen geef, is niet geschikt voor het Koninkrijk van God."

Mat. 8:23-27, Mar. 4:35-41, Luk. 8:22-25 - Meer van Tiberias
JEZUS BEDAART DE STORM. Toen het avond werd, zei Hij tegen Zijn discipelen: "Kom, wij gaan naar de overkant van het meer." Zij lieten de mensen achter, stapten bij Jezus in de boot en staken van wal. Er gingen nog enkele boten met hen mee. Terwijl zij op het meer waren, stak er een vreselijke storm op. De opgezweepte golven sloegen over de boot. Er kwam zoveel water in dat die bijna zonk. Jezus lag rustig achterin de boot te slapen met Zijn hoofd op een kussen. In paniek maakten zij Hem wakker en schreeuwden: "Meester, kan het U niets schelen dat wij vergaan!"
Hij stond op en riep tegen de wind dat hij stil moest zijn. Tegen de golven zei Hij: "Kalm, wees rustig." De wind ging liggen en de golven bedaarden. Even later was op het water zelfs geen rimpeltje meer te zien.
"Waarom waren jullie zo bang?" vroeg Jezus. "Hebben jullie nu nog geen vertrouwen in Mij?"
Vol ontzag zeiden zij tegen elkaar: "Wie is Hij eigenlijk? Zelfs de wind en de golven doen wat Hij zegt."

Mat. 8:28-34, Mar. 5:1-20, Luk. 8:26-39 - Gerasa
DOOR DEMONEN BEZETEN GERASENER. Zij kwamen aan de overkant van het meer in het gebied van de Gerasenen. Jezus was nog maar net aan land gestapt of er rende een man op Hem toe die een boze geest in zich had. Hij woonde tussen de rotsgraven en was zo sterk dat niemand hem in bedwang kon houden. Men had hem vaak aan handen en voeten gebonden, maar hij rukte de kettingen en boeien dan gewoon stuk. Niemand kon iets met hem beginnen. Dag en nacht zwierf hij rond tussen de graven en ging ook vaak de bergen in. Hij liep altijd te schreeuwen en sloeg zichzelf met scherpe stenen.
Toen hij Jezus zag aankomen, rende hij op Hem toe en viel voor Hem neer. Jezus zei tegen de boze geest, die in de man zat: "Duivelse geest! Ga eruit!" De geest begon vreselijk te krijsen: "Waarom bemoeit U Zich met mij, Jezus, Zoon van de Allerhoogste God? In Gods naam, doe mij geen pijn!"
"Hoe heet je?" vroeg Jezus.
"Legioen", antwoordde de boze geest, "want wij zijn hier met velen." En hij smeekte: "Jaag ons niet ver weg! Wij willen in deze buurt blijven!"
Nu liep er op de helling een grote troep van zo'n 2000 varkens eten te zoeken. De boze geesten smeekten: "Laat ons alstublieft in die varkens gaan! Stuur ons daar maar in!" Jezus vond dat goed. De geesten kwamen uit de man en gingen in de varkens. Op hetzelfde moment stormde de hele kudde de helling af, het meer in. Ze verdronken allemaal.
De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden overal wat zij hadden meegemaakt. Van alle kanten kwamen mensen naar Jezus toe om te zien wat er gebeurd was. Zij zagen de man die een boze geest had gehad. Hij had nu kleren aan en was volledig bij zijn verstand. Zij werden bang. De mensen die het hadden gezien, vertelden hoe de boze geesten uit de man in de varkens waren gegaan. Nu ze allemaal wisten wat Jezus had gedaan, vroegen zij Hem dringend weg te gaan.
Hij ging weer in de boot. De man die bezeten was geweest, zei dat hij graag met Hem meewilde, maar Jezus vond dat niet goed. "Ga naar huis", zei Hij, "naar uw familie en vrienden en vertel hun wat God voor u heeft gedaan, hoe goed Hij voor u is geweest." De man ging weg en vertelde overal in de provincie Dekapolis wat Jezus voor hem had gedaan. Iedereen luisterde met verbazing naar hem.

Mat. 9:18,19, Mar. 5:21-24a, Luk. 8:40-42
JAIRUS SMEEKT OM GENEZING. Jezus stak het meer weer over. Toen Hij aan de overkant afmeerde, stond er op de oever een menigte mensen te wachten. Er kwam een man naar Hem toe die voor Hem op de knieën viel. Het was Jaïrus, de leider van een synagoge uit de buurt. Hij was radeloos omdat zijn dochtertje op sterven lag. "Wilt U alstublieft meekomen om Uw handen op haar te leggen", smeekte hij, "dan zal ze beter worden en blijven leven." Jezus ging met hem mee.

Mat. 9:20-22, Mar. 5:24b-34, Luk. 8:43-48
VROUW RAAKT KLEDING AAN. De mensen liepen achter Hem aan en verdrongen zich om Hem. Onder hen was een vrouw die al twaalf jaar bloed verloor. Zij had veel geleden omdat er veel aan haar was gedokterd. Al haar geld had zij eraan uitgegeven, maar het had niets geholpen. Ze was eerder achteruitgegaan. Maar nu had ze gehoord over de wonderen die Jezus deed. Zij wrong zich tussen de mensen door naar Hem toe en raakte van achteren Zijn kleren aan. "Als ik Zijn kleren maar kan aanraken, zal ik beter worden", dacht zij. Het bloeden hield onmiddellijk op en zij merkte dat ze genezen was. Ze verloor geen bloed meer.
Op dat moment draaide Jezus Zich om en vroeg: "Wie heeft mijn kleren aangeraakt?" Want Hij voelde dat er kracht van Hem was uitgegaan.
Zijn discipelen zeiden: "Hoe kunt U dat nu vragen? U staat midden tussen de mensen!"
Maar Hij keek rond om te zien wie het geweest was. Geschrokken kwam de vrouw naar Hem toe. Zij beefde over haar hele lichaam, omdat zij zich realiseerde wat met haar was gebeurd. Zij viel op haar knieën en vertelde Hem precies wat er was gebeurd. Hij zei tegen haar: "Vrouw, u bent genezen door uw geloof in Mij. Ga met een gerust hart naar huis."

Mat. 9:23-26, Mar. 5:35-43, Luk. 8:49-56 - Kapernaüm
DOCHTER VAN JAIRUS UIT DOOD OPGEWEKT. Terwijl Hij nog met haar sprak, kwamen er mensen met een boodschap voor Jaïrus. "Uw dochter is al gestorven. Het heeft nu geen zin meer dat de Meester met u meegaat."
Jezus hoorde het en zei tegen Jaïrus: "Wees niet ongerust, vertrouw maar op Mij."
Hij wilde niet dat er veel mensen met Hem meegingen. Alleen Petrus, Jakobus en Johannes mochten mee. Toen zij bij het huis van Jaïrus kwamen, klonk daar gehuil en gejammer! Jezus ging naar binnen en vroeg: "Waarom maakt u zo'n lawaai? Waar is dat gehuil voor nodig? Het kind is niet gestorven, het slaapt." Zij lachten Hem in Zijn gezicht uit.
Maar Jezus stuurde ze allemaal de deur uit en ging samen met de ouders en Zijn drie discipelen naar de kamer van het kind. Hij nam haar bij de hand en zei: "Sta op, meisje." Het meisje, dat twaalf jaar was, sprong uit haar bed en liep de kamer rond! Haar ouders wisten niet wat zij zagen. Zij waren er helemaal ondersteboven van. Jezus drukte hen op het hart niemand te vertellen wat er was gebeurd. Voor Hij wegging, zei Hij dat ze het meisje iets te eten moesten geven.

Mat. 9:27-31
TWEE BLINDE MANNEN GENEZEN. Op de terugweg naar Kapernaüm liepen twee blinde mannen achter Hem aan. "Zoon van David!" schreeuwden zij. "Heb toch medelijden met ons!"
Toen Jezus het huis inging, liepen de blinden gewoon met Hem mee naar binnen. "Gelooft u dat Ik uw ogen kan genezen?" vroeg Hij.
"Ja, Here", antwoordden zij.
Hij raakte hun ogen aan en zei: "Wat u gelooft, zal gebeuren." En zij konden zien! Jezus zei dat zij er beslist met niemand over mochten praten. Maar zij konden het niet voor zich houden en vertelden overal in de omgeving wat Jezus voor hen had gedaan.

Mat. 9:32-34
STOMME MAN KAN WEER PRATEN. Hij stond op het punt weer te vertrekken, toen er een stomme man bij Hem werd gebracht. De man kon niet spreken, omdat er een boze geest in hem zat, die dat verhinderde. Jezus joeg die geest uit de man weg en toen kon hij weer spreken. De mensen stonden versteld. "Zoiets hebben wij nog nooit gezien!" riepen zij uit.
Maar de Farizeeërs zeiden: "Geen wonder dat Hij de boze geesten kan wegsturen. De duivel zelf helpt Hem daarbij!"

Mat. 13:53-58, Mar. 6:1-6a - Nazareth
JEZUS OPNIEUW AFGEWEZEN. Daarna vertrok Jezus met Zijn discipelen naar Nazareth, de plaats waar Hij was opgegroeid. De volgende sabbat ging Hij naar de synagoge en nam daar het woord. Iedereen was hoogst verbaasd.
"Waar heeft Hij dat allemaal vandaan?" vroeg men elkaar. "Hoe komt Hij aan die wijsheid? En hebben jullie gezien wat voor wonderen Hij doet?" Ze kwamen er niet over uitgepraat. "Dit is toch de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Jozef en van Judas en Simon? En Zijn zusters wonen ook hier in Nazareth. Wat verbeeldt Hij Zich wel?" Het was duidelijk dat zij niets van Hem moesten hebben.
Jezus zei: "Een profeet wordt door iedereen geëerd, maar niet door de mensen uit zijn eigen stad en ook niet door zijn familie." Omdat zij erg wantrouwig waren, kon Hij bij hen geen grote wonderen doen. Wel genas Hij een paar zieken door hun de handen op te leggen. Hij verbaasde Zich erover dat de meeste mensen Hem niet geloofden.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- oktober



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen