27 maart


1 Sam. 3:1-18
GOD ROEPT SAMUEL. De kleine Samuël diende de HERE als hulp van Eli. De HERE sprak in die tijd maar zelden door een profetie.
Op een nacht echter, toen Eli al naar bed was, (hij was op zijn hoge leeftijd praktisch helemaal blind geworden) lag Samuël te slapen in de buurt van de ark in de tempel. Terwijl de kandelaar nog niet was uitgegaan, riep de HERE: "Samuël! Samuël!"
"Ja, wat is er?" reageerde Samuël. Hij sprong uit bed en liep snel naar Eli. "Hier ben ik. Waarom riep u mij?" vroeg hij Eli.
"Ik heb je niet geroepen", zei Eli. "Ga maar weer terug naar bed." Samuël deed dat.
Maar kort daarna riep de HERE opnieuw zijn naam. Samuël kwam weer uit bed en liep naar Eli.
"Hebt u iets nodig?" vroeg hij. "Nee, mijn zoon. Ik heb je niet geroepen", zei Eli, "ga maar weer gauw slapen."
Samuël had nog nooit eerder een boodschap van de HERE gekregen.
Toen riep de HERE hem voor de derde keer en opnieuw sprong Samuël uit bed en liep snel naar Eli. "Ja, wat is er?" vroeg hij, "u hebt toch geroepen."
Toen begreep Eli dat de HERE tegen de jongen had gesproken. Daarom zei hij tegen Samuël: "Ga maar weer liggen en als je weer wordt geroepen, moet je zeggen: 'Ja HERE, ik luister." Samuël ging terug naar bed.
Nu kwam de HERE bij Samuël en riep net als de vorige keren zijn naam. Samuël deed wat Eli hem had gezegd en zei: "Ja HERE, ik luister."
Toen zei de HERE tegen Samuël: "Ik ben van plan in Israël dingen te doen, die niemand zal willen geloven. Ik ga alle vreselijke dingen uitvoeren, die Ik Eli heb voorzegd. Ik heb hem en zijn familie gedreigd met een eeuwige straf, omdat zijn zonen zich godslasterlijk hebben gedragen, maar hij heeft hen niet onder handen genomen. Daarom heb Ik gezworen dat de zonden van Eli en zijn zonen nooit meer zullen worden vergeven door geschenken en offers."
Samuël bleef tot de volgende morgen in bed en opende toen de deuren van de tempel, zoals hij altijd deed. Hij zag er erg tegenop Eli te vertellen wat de HERE had gezegd. Maar Eli riep hem. "Jongen", zei hij, "wat heeft de HERE tegen je gezegd? Vertel mij alles. God zal je straffen als je ook maar iets voor mij achterhoudt van wat Hij heeft gezegd!"
Samuël vertelde hem alles. "Het is de wil van de HERE. Laat Hij doen wat naar Zijn inzicht het beste is", was Eli's reactie.

1 Sam. 3:19-21
SAMUEL BEKEND ALS PROFEET. Toen Samuël ouder werd, gaf de HERE hem wijsheid. Heel Israël, van Dan tot Berséba, was ervan overtuigd dat Samuël als profeet van de HERE was aangewezen. De HERE verscheen steeds weer in Silo en sprak dan tegen Samuël.

1 Sam. 4:1,2 - Eben-Haëzer
DOOR DE FILISTIJNEN VERSLAGEN. Samuël gaf deze woorden door aan het volk Israël. De Israëlieten hadden hun kamp opgeslagen bij Eben-Haëzer en de Filistijnen lagen bij Afek. In de slag die volgde, versloegen de Filistijnen de Israëlieten en doodden zo'n 4000 man.

1 Sam. 4:3-5
DE ARK VANUIT SILO OVERGEBRACHT. Daarna keerde het Israëlitische leger terug naar het kamp, waar de leiders zich afvroegen waarom de HERE had toegelaten dat zij werden verslagen. "Laten wij de ark vanuit Silo hierheen brengen", besloten zij. "Als wij hem meenemen wanneer we oorlog voeren, zal God bij ons zijn en ons zeker bevrijden van onze vijanden."
Dus lieten zij de ark van het Verbond van de HERE, Die boven de engelen troont, uit Silo halen. Hofni en Pinehas, de zonen van Eli, begeleidden de ark.
Toen de Israëlieten de ark zagen aankomen, ontstond er zo'n gejuich dat de aarde dreunde!

1 Sam. 4:6-11
FILISTIJNEN VEROVEREN DE ARK. Daarop vroegen de Filistijnen zich af: "Wat is dat voor een gejuich in het kamp van de Hebreeën?"
Toen hun werd verteld dat het gejuich werd veroorzaakt door de aankomst van de ark, raakten zij in paniek. "God is in hun kamp gekomen!" riepen zij. "Wat moeten we nu? Zoiets hebben wij nog nooit meegemaakt! Wie kan ons bevrijden van deze machtige goden van Israël? Het zijn dezelfde goden die de Egyptenaren met plagen vernietigden voor Israël de woestijn introk. Wees moedig en vecht voor uw leven, Filistijnen, anders worden wij slaven van de Hebreeën, net zoals zij zijn geweest."
Toen vochten de Filistijnen opnieuw met de Israëlieten en versloegen hen weer. 30.000 Israëlieten sneuvelden die dag. De overlevenden vluchtten naar hun tenten. Bovendien werd de ark van God buitgemaakt en sneuvelden Hofni en Pinehas.

1 Sam. 4:12-18
DE DOOD VAN ELI. Een man uit de stam van Benjamin verliet met spoed het slagveld en kwam nog diezelfde dag in Silo aan. Zijn kleren waren gescheurd en hij had stof op zijn hoofd. Eli zat langs de kant van de weg te wachten op nieuws over de strijd, want hij was erg ongerust over de ark van God. Toen de boodschapper aankwam en in de stad vertelde wat er was gebeurd, steeg een luid gejammer op.
"Waarom wordt daar zo geschreeuwd?" vroeg Eli zich af. De boodschapper kwam snel naar hem toe om het nieuws te vertellen. Eli was op dat moment 98 jaar en totaal blind, want hij leed aan staar. "Ik kom net van het slagveld; ik was daar vandaag nog", vertelde hij Eli. "Israël is verslagen. Duizenden Israëlieten zijn gesneuveld, ook Hofni en Pinehas. En de ark is in handen van de Filistijnen gevallen."
Toen de boodschapper vertelde wat met de ark was gebeurd, viel Eli met zijn stoel achterover, vlakbij de poort. Bij die val brak hij zijn nek en stierf, want hij was oud en dik. Hij had Israël veertig jaar geleid.

1 Sam. 4:19-22
IKABOD GEBOREN. Toen de vrouw van Pinehas, die in verwachting was, hoorde dat de ark door de Filistijnen was buitgemaakt en dat haar man en haar schoonvader dood waren, kromp zij ineen. Plotseling zetten de weeën bij haar in. Zij stierf bij de bevalling. Vlak daarvoor vertelden de vrouwen die haar bij de bevalling hielpen, dat alles goed was en zij een jongetje ter wereld had gebracht. Maar zij kon nauwelijks antwoorden.
Toen fluisterde zij: "Ik noem het kind Ikabod, want Israëls eer is verdwenen." Ikabod betekent 'er is geen eer'. Zij noemde hem zo omdat de ark van God was buitgemaakt en haar man en schoonvader dood waren.

1 Sam. 5:1-12 - Filistijns grondgebied
DE ARK BRENGT PROBLEMEN. De Filistijnen namen de buitgemaakte ark van God van het slagveld bij Eben-Haëzer mee naar de stad Asdod. Zij brachten hem de tempel van hun afgod Dagon binnen en zetten hem naast het afgodsbeeld. Maar toen de inwoners van de stad de volgende morgen de ark kwamen bekijken, was het beeld van Dagon met zijn gezicht op de grond voor de ark van de HERE gevallen! Zij zetten het beeld weer overeind, maar de volgende morgen was de afgod opnieuw met zijn gezicht naar beneden voor de ark van de HERE gevallen. Deze keer waren zijn handen en het hoofd afgebroken en lagen op de drempel van de deur. Alleen de romp was onbeschadigd. Daarom zetten de priesters en aanbidders van Dagon nooit hun voet op de drempel van de tempel van Dagon in Asdod.
De straffende hand van de HERE trof de inwoners van Asdod en het omringende gebied door hen te teisteren met een builenplaag. Toen de mensen zich realiseerden wat er gebeurde, begonnen zij te roepen: "Wij kunnen de ark van de God van Israël niet langer hier houden. Wij zullen eraan ten onder gaan, samen met onze god Dagon."
De koningen van de grote Filistijnse steden overlegden wat zij het beste met de ark konden doen. Zij besloten hem naar Gath te brengen.
Maar toen de ark in Gath was aangekomen, trof de HERE de inwoners, jong en oud, met dezelfde plaag en er brak een enorme paniek uit. Daarop stuurden zij de ark naar Ekron, maar toen de inwoners van die stad de ark zagen aankomen, riepen zij om het hardst: "Zij brengen de ark van de God van Israël hierheen om ons ook te doden!"
Opnieuw werden de Filistijnse koningen bijeen geroepen en de mensen smeekten hun de ark naar Israël terug te sturen, omdat anders alle inwoners zouden sterven. De plaag was inmiddels begonnen en de hele stad was de wanhoop nabij. Zij die niet stierven, kwamen onder de builen te zitten; overal kon men mensen horen kermen.

1 Sam. 6:1-12
DE ARK KEERT TERUG. De ark bleef zeven maanden in het land van de Filistijnen. Toen riepen de Filistijnen hun priesters en waarzeggers erbij en vroegen: "Wat moeten wij doen met de ark van God? Welk soort geschenk moeten wij meesturen als wij hem naar Israël terugbrengen?"
"U moet hem inderdaad terugsturen met een geschenk", werd hun gezegd. "Stuur een schuldoffer mee, zodat de plaag ophoudt. Als deze inderdaad ophoudt, weet u in elk geval waarom God die plaag heeft veroorzaakt."
"Wat voor schuldoffer moeten wij meesturen?" vroegen zij.
De priesters en waarzeggers antwoordden: "Stuur vijf gouden beeldjes van het gezwel, dat door de plaag ontstond en vijf gouden beeldjes van de muizen die in het hele land hebben huisgehouden. Als u deze geschenken meestuurt en de God van Israël de verschuldigde eer bewijst, zal Hij misschien ophouden u en uw god te achtervolgen. Wees niet zo koppig en opstandig als Farao en zijn Egyptenaren waren. Zij wilden Israël niet eerder laten gaan dan nadat God hen met vreselijke plagen had vernietigd.
Maak een nieuwe wagen en span er twee koeien voor die net hebben gekalfd (koeien die nog nooit eerder met een juk hebben gelopen) en sluit hun kalveren op in een schuur. Zet de ark van God op de kar met daarnaast een kist met de gouden beeldjes van de gezwellen en de muizen. Laat de koeien dan maar gewoon lopen waarheen zij willen. Als zij de grens over gaan en naar Beth-Semes gaan, zal het u duidelijk zijn dat God dit grote onheil over ons bracht. Als dat niet het geval is en zij keren terug naar hun kalveren, weten wij dat de plaag gewoon een toeval was en helemaal niet door God werd gestuurd."
Deze aanwijzingen werden uitgevoerd. Twee jonge koeien die pas hadden gekalfd, werden voor de wagen gespannen. Hun kalveren werden in een schuur opgesloten. Daarna werden de ark van de HERE en de kist met de gouden muizen en gezwellen op de wagen geplaatst. Zonder enige aarzeling sloegen de koeien, al loeiend, de weg naar Beth-Semes in. De Filistijnse koningen volgden de wagen op een afstand tot deze bij de grens van Beth-Semes was.

1 Sam. 6:13-7:1 - Beth-Semes
DE ARK BOEZEMT ANGST IN. Op dat moment waren de inwoners van Beth-Semes in het dal de tarwe aan het oogsten. Toen zij de ark zagen, werden zij wild van vreugde! De wagen reed het veld op van een zekere Jozua en kwam tot stilstand naast een groot rotsblok. De inwoners sloopten de wagen en maakten met het hout daarvan een vuur, waarop zij de twee koeien die de wagen hadden getrokken, aan de HERE offerden als brandoffer. Enkele Levieten hadden de ark en de kist met de gouden muizen en gezwellen van de wagen getild en op het rotsblok gezet. De inwoners van Beth-Semes offerden die dag nog meer brandoffers en geschenken aan de HERE. De vijf Filistijnse koningen bleven nog een poosje toekijken naar wat met de wagen en de ark gebeurde en gingen die dag weer terug naar Ekron.
De vijf gouden beeldjes van de gezwellen, die de Filistijnen als een schuldoffer aan de HERE hadden gestuurd, waren het geschenk van de vijf belangrijkste steden Asdod, Gaza, Askelon, Gath en Ekron. Van de gouden muizen waren er net zoveel als het aantal Filistijnse steden, zowel de versterkte steden als de plattelandsdorpen, die door de vijf koningen werden geregeerd. Het grote rotsblok bij Beth-Semes, waarop de ark was neergezet, is nog steeds te zien op het veld van Jozua.
De HERE doodde echter zeventig inwoners van Beth-Semes, omdat zij in de ark hadden gekeken. Alle inwoners rouwden daarna om de vele slachtoffers die de HERE onder hen had gemaakt. "Wie is in staat voor de HERE, deze heilige God, te verschijnen?" riepen zij uit. "Waar kunnen wij de ark nu heen sturen?"
Zij besloten boodschappers te sturen naar de bewoners van Kirjath-Jearim om hun te vertellen dat de Filistijnen de ark van de HERE hadden teruggebracht. "Kom hem hier alstublieft weghalen!" smeekten zij. Zo kwamen de mannen van Kirjath-Jearim de ark ophalen en brachten hem naar het huis van Abinadab, dat op een heuvel stond. Diens zoon Eleazar droegen zij op voor de ark te zorgen.

1 Sam. 7:2-6 - Kirjath-Jearim
OPROEP TOT HERNIEUWDE TOEWIJDING. Twintig jaar lang bleef de ark daar en gedurende die tijd beklaagde heel Israël zich, omdat de HERE het volk kennelijk de rug had toegekeerd. Na verloop van tijd zei Samuël tegen hen: "Als u echt van harte tot de HERE wilt terugkeren, verwijder dan uw vreemde goden en de beelden van Astarte. Neem u voor alleen de HERE te gehoorzamen en Hem te dienen; dan zal Hij u van de Filistijnen bevrijden." Zij luisterden naar Samuël en vernietigden hun beelden van Baäl en Astarte en aanbaden alleen de HERE.
Toen zei Samuël: "Laten alle Israëlieten naar Mizpa komen, dan zal ik daar voor u tot de HERE bidden." Zo verzamelden zij zich en putten daar water uit de bron en goten dat als verootmoediging uit voor de HERE. De hele dag vastten zij als teken van berouw over hun zonden en zeiden: "Wij hebben tegen de HERE gezondigd." Zo gaf Samuël in Mizpa leiding aan Israël.

1 Sam. 7:7-14 - Mizpa
ISRAEL VERSLAAT DE FILISTIJNEN. Toen de Filistijnse leiders hoorden dat Israël massaal bij Mizpa was bijeengekomen, mobiliseerden zij hun leger en trokken er op af. Het nieuws dat de Filistijnen in aantocht waren, zorgde voor grote angst onder de Israëlieten. "Smeek God of Hij ons wil redden uit de macht van de Filistijnen!" drongen zij bij Samuël aan. Samuël verbrandde een jong lam in zijn geheel als brandoffer aan de HERE en smeekte Hem Israël te helpen. En de HERE verhoorde zijn gebed.
Juist toen Samuël het jonge lam als brandoffer bracht, verschenen de Filistijnen. Maar de HERE sprak met een machtige stem van donderslagen vanuit de hemel, zodat zij volledig in verwarring raakten. Daarop zetten de Israëlieten de achtervolging in, jaagden hen op van Mizpa tot aan Beth-Kar en doodden ieder die zij tegenkwamen.
Samuël plaatste toen een steen tussen Mizpa en Sen en noemde die Eben-Haëzer (Steen van Hulp), want hij zei: "Tot hiertoe heeft de HERE ons geholpen!" Op die manier werden de Filistijnen vernederd en zij vielen Israël een tijdlang niet meer aan, want de HERE was tegen de Filistijnen gedurende de rest van Samuëls leven. De door de Filistijnen veroverde Israëlitische steden tussen Ekron en Gath kwamen weer in het bezit van Israël, doordat het Israëlitische leger hen van hun Filistijnse onderdrukkers bevrijdde. Tussen de Israëlieten en de Amorieten heerste in die tijd vrede.

1 Sam. 7:15-17 - Rama
SAMUEL LEIDT ALS RECHTER. Samuël bleef voor de rest van zijn leven Israëls leider. Elk jaar maakte hij een rondreis door het land en sprak recht in Bethel, Gilgal en Mizpa. Vanuit de wijde omtrek kwamen daar de mensen, die onderling meningsverschillen hadden. Na die rondreis ging hij dan weer terug naar zijn woonplaats Rama en ook van daaruit sprak hij recht in Israël. In Rama bouwde hij tevens een altaar ter ere van de HERE.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- maart



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen