18 januari


Jozef de Egyptische heerser

Terwijl Juda met verschillende persoonlijke problemen afrekent, probeert zijn jongere broer Jozef het beste te maken van de ene rampzalige situatie na de andere. Het verhaal over zijn klim naar de top, van een slaaf tot een heerser die alleen de Farao van Egypte zelf boven zich hoeft te dulden, is wonderbaarlijk en bekoorlijk. Net zo fascinerend is het verhaal over hoe Jozef zijn vader en broers uiteindelijk naar Egypte overbrengt om daar te wonen, een zet die Jozef zelf duidelijk ziet als het hoogtepunt van een lange reeks gebeurtenissen die door Gods voorzienigheid in beweging zijn gebracht. Het relaas begint op het moment waarop Jozef als slaaf aan een Egyptisch legerleider wordt verkocht.

Gen. 39:1-6a - Egypte
POTIFAR GEEFT JOZEF PROMOTIE. Nadat Jozef door de Ismaëlitische handelaars was meegevoerd naar Egypte, werd hij gekocht door Potifar, de commandant van Farao's lijfwacht.
De HERE zegende Jozef tijdens zijn verblijf in het huis van zijn meester. Alles wat hij deed, lukte hem. Potifar merkte dit en besefte dat de HERE Jozef op een bijzondere manier zegende. Op die manier werd Jozef Potifars meest gewaardeerde dienaar. Hij kreeg de leiding over de hele huishouding en al zijn zakentransacties. Terwille van Jozef zegende de HERE de hele huishouding van Potifar, evenals zijn oogst en zijn vee. Potifar liet al zijn zaken aan Jozef over en had nergens meer omkijken naar.

Gen. 39:6b-10
JOZEF WIJST TOENADERING AF. Hij bemoeide zich alleen nog met zijn eigen eten! Jozef was intussen echter een knappe, aantrekkelijke jongeman geworden. In die tijd liet Potifars vrouw haar oog op Jozef vallen en zij vroeg hem of hij met haar naar bed wilde gaan.
Maar Jozef weigerde met de woorden: "Mijn meester heeft mij zijn hele huishouding toevertrouwd; ik heb hier eigenlijk net zoveel te zeggen als hij! Hij heeft mij niets geweigerd, uitgezonderd u, omdat u zijn vrouw bent. Hoe kan ik dan zoiets slechts doen? Bovendien zou het een grote zonde tegen God zijn." Maar zij bleef aandringen, elke dag weer. Ook al luisterde hij niet en ontliep hij haar zoveel mogelijk, het hielp niet.

Gen. 39:11-18
JOZEF VALS BESCHULDIGD. Op een dag was hij binnenshuis aan het werk (er was niemand in de buurt) toen zij weer bij hem kwam. Zij greep hem bij de mouw en eiste: "Ga met me naar bed!" Hij rukte zich los, maar daarbij gleed zijn mantel af.
Hij rende het huis uit en zij bleef achter met zijn mantel in haar handen. Toen begon ze te gillen. Tegen de mannen die op haar gegil afkwamen, schreeuwde ze hysterisch: "Mijn man heeft die Hebreeuwse slaaf gekocht om ons te beledigen! Hij probeerde mij te verkrachten, maar toen ik begon te schreeuwen, sloeg hij op de vlucht. Kijk maar, hij heeft zijn mantel in de haast vergeten."
Ze hield de mantel bij zich en toen haar man die avond thuiskwam, vertelde zij hem haar verhaal. "Die Hebreeuwse slaaf, die je hier hebt rondlopen, probeerde mij te verkrachten. Hij is er vandoor gegaan toen ik schreeuwde. Maar hij heeft zijn mantel achtergelaten."

Gen. 39:19,20
JOZEF OPGESLOTEN. Haar man was woest toen hij het verhaal hoorde. Hij gooide Jozef in de gevangenis, waar alle andere gevangenen van Farao ook in de ketens zaten.

Gen. 39:21-23
HET GEVANG ONDER JOZEFS BESTUUR. Maar de HERE was ook daar bij Jozef, zodat de hoofdcipier hem de beste baantjes gaf. Het kwam zelfs zover dat de hoofdcipier hem de hele administratie van de gevangenis liet doen, zodat de andere gevangenen verantwoording aan hem schuldig waren. De hoofdcipier hoefde zich vanaf dat moment nergens meer druk over te maken, want Jozef regelde alles tot in de puntjes en de HERE zorgde voor hem, zodat alles goed bleef gaan.

Gen. 40:1-4
BAKKER EN PROEVER OPGESLOTEN. Enige tijd later gebeurde er iets belangrijks aan het Egyptische hof. Het hoofd van de paleisbakkerij en de wijnproever van Farao vielen in ongenade. Farao liet hen in de gevangenis gooien, dezelfde gevangenis waar Jozef opgesloten zat en waar Potifar, het hoofd van de lijfwacht, verantwoordelijk voor was. De beide hovelingen zaten lange tijd in arrest en Potifar wees Jozef aan als hun bediende.

Gen. 40:5-8
JOZEF LEGT DROMEN UIT. Op een nacht hadden beide mannen een droom. De volgende morgen maakten zij een verslagen en sombere indruk op Jozef.
"Waarom kijken jullie zo somber?" vroeg hij.
"We hebben vannacht allebei een droom gehad", antwoordden zij, "maar niemand hier kan ons uitleggen wat die te betekenen hebben."
"Het uitleggen van dromen is Gods zaak", zei Jozef. "Vertel mij eens wat jullie hebben gedroomd."

Gen. 40:9-15
DROOM VAN PROEVER. De wijnproever vertelde als eerste wat hij had gedroomd. "In mijn droom", begon hij, "zag ik een wijnstok met drie ranken eraan. De knoppen begonnen uit te botten en plotseling was er een bloesem en kwamen er mooie trossen rijpe druiven aan. Ik had de wijnbeker van Farao in mijn hand, dus ik plukte de druiven, perste ze uit in de beker en gaf hem aan Farao."
"Ik weet wat de droom betekent", zei Jozef. "De drie ranken betekenen drie dagen! Binnen drie dagen zal Farao u uit de gevangenis halen en u weer aanstellen als zijn wijnproever. Maar denk alstublieft aan mij wanneer u weer in het paleis terug bent. Noem mijn naam bij Farao en vraag hem of hij mij wil vrijlaten. Want ik ben ontvoerd uit mijn geboorteland, het land van de Hebreeën, en nu zit ik onschuldig hier."

Gen. 40:16-19
DROOM VAN BAKKER. Toen de bakker de gunstige uitleg van de eerste droom had gehoord, vertelde ook hij zijn droom aan Jozef. "In mijn droom", zei hij, "liep ik met drie manden gebak op mijn hoofd. In de bovenste mand zat gebak voor Farao, maar de vogels kwamen er op af en aten hem helemaal leeg!"
"De drie manden betekenen drie dagen", vertelde Jozef hem. "Drie dagen na nu zal Farao u laten onthoofden en uw lichaam op een paal spietsen. De vogels zullen het vlees van uw botten komen pikken!"

Gen. 40:20-23
UITLEG BLIJKT CORRECT. Drie dagen later vierde Farao zijn verjaardag en gaf een feest voor al zijn ambtenaren en personeel. Hij liet zijn wijnproever en de bakker uit de gevangenis halen om voor hem te verschijnen. De wijnproever kreeg zijn oude functie terug, maar de bakker werd veroordeeld. Zijn lichaam zou op een paal worden gespietst. Alles kwam uit, zoals Jozef het had gezegd.
De wijnproever vergat Jozef prompt en dacht niet meer aan hem.

Gen. 41:1-8
FARAO HEEFT EEN DROOM. Op een nacht, twee jaar later, droomde Farao dat hij aan de oever van de rivier de Nijl stond. Plotseling zag hij zeven mooie, vette koeien uit de rivier komen, die op de oever begonnen te grazen. Daarna kwamen nog zeven koeien uit de rivier, maar die waren zo mager dat je hun ribben kon tellen. De magere koeien naderden de vette koeien en aten die op! Op dat moment werd Farao wakker.
Hij viel al snel weer in slaap en kreeg een tweede droom. Nu zag hij een korenhalm met zeven mooie, dikke aren eraan. Maar opeens kwamen er zeven schrale, door de hete oostenwind verschroeide aren bij. En deze schrale aren slokten de zeven dikke aren op! Toen werd Farao wakker en realiseerde zich dat hij had gedroomd.
De volgende morgen dacht hij echter na over de dromen, maar kon niet bedenken wat zij mochten betekenen. Hij ontbood alle geleerden en wijzen uit het land en vertelde hun zijn dromen, maar geen van hen kon vertellen wat de dromen betekenden.

Gen. 41:9-13
PROEVER HERINNERT ZICH JOZEF. Toen kwam de wijnproever bij Farao en zei: "Nu herinner ik me mijn zonde! Een tijd geleden vielen enkelen van ons in ongenade en u liet het hoofd van de bakkerij en mij opsluiten in de gevangenis van het hoofd van de lijfwacht. Op een nacht hadden wij allebei een droom. Wij vertelden die aan een jonge Hebreeuwse man, een slaaf van het hoofd van de lijfwacht, die daar werkte en hij heeft deze voor ons uitgelegd. Alles wat hij zei, kwam uit: ik werd in mijn functie hersteld en de bakker werd ter dood gebracht en op een paal gespietst."

Gen. 41:14-16
FARAO ONTBIEDT JOZEF. Farao stuurde direct iemand naar de gevangenis om Jozef te halen. Jozef werd uit de kerker gelaten en mocht zich scheren en behoorlijke kleren aantrekken. Zo verscheen hij voor Farao.
"Ik heb de afgelopen nacht een droom gehad", zei Farao, "en geen van deze mensen kan mij vertellen wat hij betekent. Ik heb gehoord dat jij dromen kunt uitleggen en daarom heb ik je hier laten komen."
"Ik kan geen dromen uitleggen", antwoordde Jozef. "Maar God zal u de betekenis vertellen!"

Gen. 41:17-24
FARAO VERTELT OVER DROOM. Farao vertelde opnieuw wat hij had gedroomd. "Ik stond aan de oever van de Nijl", begon hij, "toen plotseling zeven vette en gezond uitziende koeien uit de rivier kwamen en op de oever begonnen te grazen. Maar toen kwamen er zeven andere koeien uit de rivier. Die waren mager en bottig. Zulke lelijke dieren heb ik in het hele land nog nooit gezien! Die magere koeien aten de vette koeien, die het eerst uit de rivier waren gekomen, op. Maar toch bleven zij net zo mager als daarvoor! Toen werd ik wakker.
"Diezelfde nacht had ik nog een droom. Nu zag ik zeven aren op een korenhalm en alle zeven waren even mooi en dik. Toen kwamen, uit diezelfde halm, zeven verschroeide en schrale aren tevoorschijn. En die schrale aren slokten de vette aren op! Dit heb ik ook aan de geleerden verteld, maar zij konden mij de betekenis van de dromen niet uitleggen."

Gen. 41:25-32
OVERVLOED EN HONGERSNOOD UITGELEGD. "Beide dromen hebben dezelfde betekenis", vertelde Jozef aan Farao. "God heeft u verteld wat Hij gaat doen in het land Egypte. De zeven vette koeien (en ook de zeven dikke aren) geven aan dat er zeven voorspoedige jaren komen. De zeven magere koeien (en ook de zeven schrale aren) betekenen dat de zeven voorspoedige jaren zullen worden gevolgd door zeven jaren hongersnood.
"Zo heeft God u laten zien wat Hij van plan is. De komende zeven jaren zullen grote voorspoed brengen in heel Egypte. Maar de zeven jaren hongersnood, die daarop volgen, zullen zo vreselijk zijn dat alle voorspoed wordt vergeten. De honger zal het land uitmergelen. De hongersnood zal zo erg zijn dat zelfs de herinnering aan de voorspoedige jaren zal vervagen. Dat u tweemaal hetzelfde hebt gedroomd, wil zeggen dat het zeker gaat gebeuren en al snel ook, want God heeft het zo beslist.

Gen. 41:33-36
JOZEF STELT PLAN VOOR. Welnu, ik denk dat het goed is als u een wijs man uitzoekt aan wie u de leiding geeft over een programma voor de voedselvoorziening van het hele land. Laat Farao opzichters aanstellen, die gedurende de komende zeven jaar elk jaar een vijfde van de voedselopbrengst van heel Egypte opslaan in magazijnen. Zo krijgt u een voedselvoorraad voor de zeven jaren hongersnood, die daarop volgen. Dan zal het land niet aan de hongersnood ten gronde gaan."

Gen. 41:37-46 (ca. 1885 v.C.)
JOZEF ALS HEERSER AANGESTELD. Farao en zijn adviseurs zagen wel wat in Jozefs voorstellen. Zij bespraken wie de leiding moest krijgen over die enorme onderneming.
Toen zei Farao: "Wie kan dat beter doen dan Jozef? Hij is een man, die duidelijk vervuld is met de Geest van God."
Toen wendde Farao zich tot Jozef en zei: "Aangezien God u de betekenis van de dromen heeft ingegeven, bent u de meest wijze man in het land! Ik benoem u daarom tot leider van de voedselverzameling. Ik geef u een blanco volmacht in het hele land. U zult alleen aan mij verantwoording schuldig zijn."
Na die woorden schoof Farao zijn zegelring aan Jozefs vinger als teken van zijn koninklijke volmacht. Hij gaf hem prachtige kleren, hing een gouden keten om zijn hals en verklaarde plechtig: "Ik stel u aan als leider over het hele land Egypte." Farao gaf Jozef zijn tweede rijtuig en overal waar hij verscheen, werd voor hem uit geroepen: "Kniel!"
En Farao verklaarde tegenover Jozef: "Ik, de koning van Egypte, zweer dat mijn land u zal gehoorzamen."
Voortaan noemde Farao Jozef 'Zafnath-Paäneach' (Uitlegger van Geheimen) en gaf hem Asnath, de dochter van Potifera, de priester van On (Heliopolis), tot vrouw. Zo werd Jozef van gevangene in één keer tot de machtigste man in het land.
Hij was 30 jaar toen hij bij Farao in dienst kwam. Jozef verliet hierna het paleis van Farao en begon een rondreis door het hele land.

Gen. 41:47-49
JOZEF SLAAT OVERVLOEDIGE VOORRAAD OP. En ja, de zeven jaren die volgden, zorgden voor enorme oogsten. In die jaren verzamelde Jozef een deel van de oogsten in het hele land en sloeg dat voedsel op in de steden. Na zeven jaren waren de magazijnen tot de nok toe gevuld. Men was ermee gestopt alles te tellen, want er was geen beginnen aan.

Gen. 41:50-52
MANASSE EN EFRAIM GEBOREN. Voordat het eerste jaar van de hongersnood aanbrak, had Jozef twee zonen gekregen bij zijn vrouw Asnath. Jozef noemde zijn oudste zoon Manasse (Hij die doet vergeten) en zei: "God heeft mij deze zoon gegeven om mij het verdriet uit mijn jeugd en het verlies van mijn thuis te doen vergeten." De tweede zoon noemde hij Efraïm (Vruchtbaar) en hij zei: "God heeft mij vruchtbaar gemaakt in dit land, waar ik als slaaf kwam."

Gen. 41:53-57
GRAAN REDT VAN HONGERSNOOD. Zo gingen de zeven voorspoedige jaren voorbij. Toen begonnen de zeven jaren van hongersnood, precies zoals Jozef had voorspeld. Ook in de omringende landen mislukten de oogsten, maar de Egyptische opslagplaatsen zaten vol graan. Toen de Egyptenaren ook honger begonnen te lijden, smeekten zij Farao om eten en hij stuurde hen naar Jozef. "Doe precies wat hij zegt", droeg hij hun op. Terwijl de hongersnood de hele wereld in haar greep had, opende Jozef de opslagplaatsen en verkocht graan aan de Egyptenaren en aan de buitenlanders, die naar Egypte kwamen om graan van hem te kopen.

Gen. 42:1-5 - Berseba
ISRAEL STUURT ZONEN NAAR EGYPTE. Toen Jakob hoorde dat in Egypte graan te koop was, zei hij tegen zijn zonen: "Waarom staan jullie elkaar nog aan te kijken? Ik heb gehoord dat in Egypte graan te krijgen is. Jullie moeten daar voedsel gaan kopen, voordat we allemaal verhongeren."
Zo trokken Jozefs tien oudere broers naar Egypte om graan te kopen. Jakob hield zijn jongste zoon, Benjamin, thuis omdat hij bang was dat hem een ongeluk zou overkomen. Temidden van talloze andere buitenlanders kwamen Israëls zonen in Egypte aan, want overal heerste honger.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- januari



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen