24 oktober


Begin van de grote Galilese bediening

Jezus verschijnt niet als een religieus leider in de traditionele zin, kennelijk om de aard van Zijn bediening te benadrukken. Hij vervult geen officiële functie en is ook niet speciaal opgeleid om dienst te doen als priester of enige andere geestelijke. In plaats daarvan vindt Zijn bediening plaats in de straten en op de wegen van Palestina, in huizen en velden en op alle andere plaatsen waar mensen te vinden zijn. Hij bezoekt vooral heel graag de Joodse synagogen, waar het de gewone man is toegestaan om te discussiëren over de betekenis van de Joodse Schrift.
Jezus wordt in Nazareth afgewezen door de mensen die Hem het beste zouden moeten kennen en vervolgt Zijn bediening elders. Het is verrassend dat Jezus niet naar Jeruzalem en de omliggende streken van Judea gaat, ondanks het feit dat Jeruzalem de Heilige Stad is – de hoofdstad van het oude Israël, de locatie van de tempel en, zoals de Joden ongetwijfeld verwachten, de regeringszetel van de komende Messias. Tegengesteld aan hun verwachtingen gaat Jezus voornamelijk naar Galilea. Hij gebruikt de stad Kapernaüm als uitvalsbasis voor Zijn reizen. Hij onderwijst de mensen en verricht wonderen rond het Meer van Tiberias (Meer van Gennésareth of Kinneret, Meer van Galilea) en in de hele provincie. Hier wordt Jezus populair onder de mensen en de luisterende menigten nemen gestaag in omvang toe. Matteüs begint Zijn verslag over deze Galilese bediening met de waarneming dat deze fase van de bediening van Jezus' een vervulling is van Jesaja's profetie.

Mat. 4:12-17, Mar. 1:14,15, Luk. 4:14,15 - Kapernaüm
AANSTAANDE KONINKRIJK GEPREDIKT. Mt Toen Jezus hoorde dat Johannes de Doper was gevangen genomen, ging Hij terug naar Nazareth in Galilea. Niet lang daarna verhuisde Hij naar Kapernaüm, een stadje aan het meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali. Dat was in overeenstemming met wat de profeet Jesaja had gezegd:

  "Zoals Hij aanvankelijk smaad heeft gebracht
  over het land Zebulon en het land Naftali,
  brengt Hij later glorie naar de weg van de zee
  aan de andere zijde van de Jordaan,
  het woongebied van de heidenen.
  Het volk dat in de duisternis voortgaat,
  zal een groot Licht zien;
  een Licht, dat straalt over hen
  die in een land van dichte duisternis wonen."

Van toen af begon Jezus de mensen in het openbaar toe te spreken. "U moet zich bekeren", zei Hij, "want het Koninkrijk van de hemelen is dichtbij." Lk Het duurde niet lang of Hij was daar overal bekend. Hij sprak in de verschillende synagogen en stond bij iedereen hoog in aanzien.

Luk. 4:16-30 - Nazareth
JEZUS AFGEWEZEN IN NAZARETH. Hij kwam ook in Nazareth, het dorp waar Hij Zijn jeugd had doorgebracht. Op de zaterdag (of sabbat, de plechtige rustdag van de Joden) ging Hij naar de synagoge; dat was zo Zijn gewoonte. Tijdens de dienst stond Hij op om voor te lezen. Men gaf Hem het boek van de profeet Jesaja en Hij zocht het gedeelte op waar staat:

  "De Geest van de Here is op mij.
  Hij heeft mij de opdracht en de kracht gegeven
  om arme mensen goed nieuws te brengen.
  Hij heeft mij gestuurd om uit te roepen
  dat gevangenen zullen worden vrijgelaten,
  dat blinden zullen zien,
  dat onderdrukten zullen worden bevrijd
  en dat de tijd van Gods genade is aangebroken."

Hij deed het boek dicht, gaf het aan de dienaar en ging zitten. Alle ogen waren op Hem gericht. Hij begon: "Wat Ik u zojuist heb voorgelezen, is werkelijkheid geworden."
Iedereen in de synagoge vond dat er iets heel bijzonders van Hem uitging. Wat Hij zei, was gewoon geweldig. Zij waren hoogst verbaasd. "Is dat niet de zoon van Jozef?" vroegen zij.
Jezus zei: "U wilt eigenlijk zeggen: 'Dokter, genees uzelf.' U bedoelt daarmee: 'Wij hebben gehoord wat U in Kapernaüm hebt gedaan. Waarom doet U dat hier niet, in Uw vaderstad?'
Luister goed: een profeet wordt in zijn eigen stad niet geaccepteerd. Neem nu de profeet Elia. Hij deed een wonder voor een weduwe uit Sarepta, een vreemdelinge dus. In die tijd was er hongersnood. Vele Joodse weduwen hadden niets te eten, want er was drie en een half jaar geen druppel regen gevallen. En toch werd Elia niet naar één van hen gestuurd. Of denk eens aan de profeet Elisa. Hij genas de melaatse Naäman, een Syriër. Maar van de vele Joodse melaatsen, die ook hulp nodig hadden, werd niet één genezen."
Dat was de mensen teveel. Woedend sprongen zij op en joegen Jezus het dorp uit. Zij brachten Hem naar de rand van een afgrond even buiten het dorp. Daar wilden zij Hem vanaf duwen. Maar Hij keerde Zich om, liep ongehinderd tussen hen door en ging Zijn eigen weg.

Luk. 5:1-10a - Meer van Tiberias
GROTE VISVANGST. Op een dag was Hij bij het meer van Galilea. De mensen drongen van alle kanten tegen Hem op, want zij wilden horen wat Hij over God zou vertellen. Hij zag twee boten liggen die half uit het water waren getrokken. De vissers stonden iets verderop hun netten schoon te spoelen. Jezus stapte in de boot van Simon en vroeg of hij Hem een stukje van de oever wilde afduwen. Daarna ging Hij zitten om de mensen meer over God te vertellen.
Toen Hij was uitgesproken, zei Hij tegen Simon: "Vaar het meer eens op naar diep water en gooi daar uw netten uit."
"Maar Meester", antwoordde Simon, "wij zijn de hele nacht aan het vissen geweest en hebben niets gevangen! Maar omdat U het zegt, zal ik het nog eens proberen."
Zij deden wat Jezus had gezegd en vingen zoveel vis dat hun netten begonnen te scheuren. Zij wenkten de mannen in de andere boot om hen te komen helpen. Even later was in beide boten zoveel vis, dat die bijna zonken.
Simon Petrus was hiervan zo onder de indruk dat hij voor Jezus op de knieën viel en zei: "Och Here, laat mij maar alleen. Ik ben veel te slecht om bij U in de buurt te zijn." De andere mannen konden het ook bijna niet geloven dat zij zoveel vis hadden gevangen. Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten, wisten niet wat ze zagen.

Mat. 4:18-22, Mar. 1:16-20, Luk. 5:10b,11
SIMON, ANDREAS, JAKOBUS EN JOHANNES. Lk Jezus zei tegen Simon: "Wees niet bang meer. Van nu af aan zul je een visser van mensen worden." Mt Jezus zei tegen hen: "Ga met mij mee. Dan zal ik een ander soort vissers van jullie maken. Vissers die mensen voor Mij vangen." Zij lieten meteen hun netten liggen en gingen met Hem mee.
Iets verderop zag Jezus nog twee broers: Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten bij hun vader in de boot netten te repareren. Hij riep hen ook. Zij stapten uit de boot, lieten hun vader alleen achter en gingen met Jezus mee.

Mar. 1:21,22, Luk. 4:31,32 - Kapernaüm
JEZUS ONDERWIJST IN KAPERNAUM. Jezus en Zijn metgezellen kwamen in Kapernaüm aan. Op zaterdag (de plechtige rustdag die de Joden 'sabbat' noemen) ging Hij naar de synagoge en sprak de mensen toe. Zij waren verbaasd, want Hij sprak als iemand die wist waarover Hij het had. Dit was iets heel anders dan zij gewend waren.

Mar. 1:23-28, Luk. 4:33-37
ONREINE GEEST GENEZEN. In die synagoge was een man met een boze geest. Hij begon te schreeuwen: "Wat komt U doen, Jezus van Nazareth? Waar bemoeit U Zich mee? Bent U van plan ons kapot te maken? Denkt U dat ik niet weet wie U bent? U bent de Zoon van God!"
"Zwijg", zei Jezus tegen de boze geest. "Ga onmiddellijk uit die man!" De boze geest rukte en trok aan de man, gilde vreselijk en verliet hem.
De mensen keken hun ogen uit en begonnen opgewonden te praten. "Zoiets hebben wij nog nooit gehoord. Hier staat gezag achter! Deze Jezus zegt tegen de boze geesten dat zij moeten gaan en ze gaan nog ook!" Dit nieuws ging als een lopend vuurtje door heel Galilea.

Mat. 8:14,15, Mar. 1:29-31, Luk. 4:38,39
SCHOONMOEDER VAN PETRUS GENEZEN. Uit de synagoge ging Jezus met Simon en Andreas mee naar huis. Jakobus en Johannes waren er ook bij. Simons schoonmoeder was ziek en lag met koorts op bed. De mannen vertelden het aan Jezus. Toen Hij binnenkwam, ging Hij naar haar toe, pakte haar bij de hand en trok haar overeind. De koorts verdween meteen. Zij stond op en maakte eten voor hen klaar.

Mat. 8:16,17, Mar. 1:32-34, Luk. 4:40,41
ANDEREN GENEZEN. Die avond na zonsondergang bracht men allemaal mensen bij Hem, die ziek waren of boze geesten in zich hadden. Veel nieuwsgierigen waren te hoop gelopen en voor het huis was het een drukte van belang. Jezus genas heel veel mensen, wat voor ziekte ze ook hadden. Uit vele anderen verjoeg Hij de boze geesten. De boze geesten probeerden wel steeds te zeggen wie Hij was, maar Jezus gaf ze geen kans.

Mar. 1:35-38, Luk. 4:42,43
JEZUS TREKT ZICH TERUG OM TE BIDDEN. Op een morgen stond Hij voor dag en dauw op en ging alleen naar een stil plekje om te bidden. Later gingen Simon en de anderen Hem achterna. Toen zij Hem vonden, zeiden zij: "Iedereen vraagt naar U."
Maar Hij antwoordde: "Kom, wij gaan naar andere dorpen en steden hier in de buurt. Dan kan Ik de mensen daar ook over het goede nieuws van God vertellen. Daarvoor ben Ik immers gekomen."

Mat. 4:23-25, Mar. 1:39, Luk. 4:44 - Galilea
JEZUS REIST VERDER. Jezus trok door heel Galilea. Hij sprak in de synagogen en vertelde overal de blijde boodschap van het Koninkrijk. Hij genas de mensen van alle ziekten en kwalen. Het nieuws over Zijn daden ging door het hele land en bereikte zelfs heel Syrië. Van alle kanten werden ernstig zieke mensen bij Hem gebracht. Sommigen hadden boze geesten. Anderen leden aan vallende ziekte. Weer anderen waren verlamd. Maar wat zij ook hadden, Hij genas hen allemaal. Hij werd gevolgd door een menigte mensen. Zij kwamen uit Galilea, Dekapolis, Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse.

Mat. 8:1-4, Mar. 1:40-45, Luk. 5:12-16
MELAATSE GENEZEN. Op een dag kwam er een melaatse man naar Hem toe. Hij viel voor Jezus op zijn knieën en smeekte: "Als U wilt, kunt U mij genezen."
Toen Jezus zag hoe erg die man eraan toe was, kreeg Hij medelijden met hem. Hij raakte hem aan en zei: "Dat wil Ik, word gezond!" De melaatsheid verdween onmiddellijk en de man was helemaal genezen!
Jezus vond het niet goed dat de man bij Hem bleef. "Ga direct naar de priester", zei Hij streng, "en laat u onderzoeken. Pas op dat u niemand iets vertelt! Neem het offer mee dat volgens de wet van Mozes gebracht moet worden, als iemand van melaatsheid genezen is. Dan zal het voor iedereen duidelijk zijn dat u genezen bent." Maar de man kon het toch niet voor zich houden. Opgewonden vertelde hij overal dat Jezus hem had genezen. Jezus kwam zo in de belangstelling te staan dat Hij niet meer onopgemerkt een stad kon binnengaan. Daarom bleef Hij maar buiten op het platteland. Maar ook daar wisten de mensen Hem te vinden.

Mat. 9:1,2, Mar. 2:1-5, Luk. 5:17-20 - Kapernaüm
VERLAMDE MAN GENEZEN. Een tijd later kwam Jezus weer in Kapernaüm. Het duurde niet lang of de hele stad wist dat Hij thuis was en al gauw was het huis overvol. Ook voor de deur stonden vele mensen te luisteren naar wat Jezus vertelde. Vier mannen kwamen met een verlamde op een draagbaar. Zij wilden naar Jezus toe, maar omdat het er zwart zag van de mensen, konden ze niet bij Hem komen. Daarom gingen ze het platte dak op en maakten daarin een groot gat vlak boven de plaats waar Jezus stond. Daarna lieten ze de verlamde man door het gat zakken. Jezus zag dat zij er gewoon niet aan twijfelden of Hij hun vriend zou helpen. Hij zei tegen de verlamde man: "Ik vergeef u al uw zonden."

Mat. 9:3-8, Mar. 2:6-12, Luk. 5:21-26
LERAREN TREKKEN ZIJN GEZAG IN TWIJFEL. Er zaten ook een paar Joodse godsdienstleraars in dat huis. Toen die dit hoorden, dachten ze bij zichzelf: "Hoe durft Hij! Hij spot met God! Er is er maar één die de mensen hun zonden kan vergeven en dat is God!"
Jezus wist wel wat er in hen omging en zei tegen hen: "Waarom windt u zich zo op over mijn woorden? Mag Ik hem zijn zonden niet vergeven? Maar als Ik nu tegen deze verlamde man zeg dat hij moet gaan staan en naar huis lopen? Mag Ik dat ook niet zeggen? God heeft Mij (de Mensenzoon) de bevoegdheid gegeven zonden te vergeven. Als iemand van Mij vergeving krijgt, hééft hij vergeving gekregen." Daarop zei Hij tegen de verlamde man: "Sta op, ga naar huis en neem uw draagbaar mee." De man sprong overeind, nam zijn draagbaar onder de arm en liep tussen de verblufte omstanders door naar buiten. Er steeg een gejuich op tot eer van God. "Zoiets hebben wij nog nooit gezien!" reageerde iedereen.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- oktober



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen