21 maart


Jefta en vijf anderen

In tegenstelling tot Abimélech, die de rechtschapen achtergrond van zijn familie verafschuwde, komt Jefta een beschamend begin te boven en wordt hij een van de volgende zes “rechters” in Israël. Jefta is de leider van een bende schurken, maar wordt gevraagd om Israël van een aantal verschillende vijanden, vooral de Ammonieten, te bevrijden. De Ammonieten hebben de macht over de gebieden ten oosten van de Jordaan, nabij Gilead, en over delen van Kanaän die aan Efraïm, Benjamin en Juda toebehoren. Jefta's grootste persoonlijke tragedie vindt plaats wanneer hij zijn eigen dochter offert, als gevolg van een haastig gedane belofte.
Tijdens de periode van deze zes leiders wordt duidelijk dat de Israëlische eendracht al behoorlijk versleten is. Jaloezie tussen de stammen leidt uiteindelijk tot een oorlog tussen de mannen van Efraïm en de mannen van Manasse in Gilead (waarin 42.000 mannen van Efraïm worden gedood). Het is ook duidelijk dat er onder de verschillende stammen verschillende dialecten beginnen te ontstaan, die zelfs een strategische factor in deze burgeroorlog worden.
Het verslag over Jefta's leiderschap wordt tussen de verslagen over vijf andere leiders beschreven, beginnend met Tola.

Rich. 10:1,2 (1134-1111 v.C.?) - Samir
LEIDERSCHAP VAN TOLA. Nadat Abimélech was gestorven, werd Thola (de zoon van Pua en kleinzoon van Dodo) Israëls volgende richter. Hij hoorde bij de stam van Issaschar, maar woonde in Samir, in de bergen van Efraïm. Hij was 23 jaar richter over Israël. Na zijn dood werd hij begraven in zijn woonplaats Samir.

Rich. 10:3-5 (1111-1089 v.C.?)
LEIDERSCHAP VAN JAIR. Zijn opvolger heette Jaïr. Deze man, afkomstig uit Gilead, leidde Israël 22 jaar. Zijn dertig zonen hadden allemaal een eigen ezelshengst en ieder een eigen dorp in het gebied Gilead. Deze groep dorpen heet nog steeds 'Dorpen van Jaïr'. Na zijn overlijden werd Jaïr begraven in Kamon.

Rich. 10:6-9
ONDERDRUKKING DOOR AMMONIETEN. De Israëlieten keerden zich daarna opnieuw van de HERE af en vereerden de heidense goden Baäl en Astarte en de afgoden van Aram, Sidon, Moab, Ammon en die van de Filistijnen. Maar de HERE keerden zij de rug toe. Toen ontstak de HERE in toorn en leverde hen over aan de Filistijnen en Ammonieten. Israël had zwaar onder hen te lijden. De vijandelijke aanvallen richtten zich vooral op het gebied van de Amorieten ten oosten van de Jordaan, dat wil zeggen Gilead, maar ook op dat van Juda, Benjamin en Efraïm. Want de Ammonieten staken de Jordaan over om Israël aan te vallen. Achttien jaar lang had Israël het zwaar te verduren.

Rich. 10:10-16
HET VOLK SMEEKT VERGEEFS. Tenslotte keerden de Israëlieten terug naar de HERE. "Wij hebben tegen U gezondigd", bekenden zij. "Wij hebben U, onze God, verlaten om afgodsbeelden van Baäl te vereren."
Maar de HERE antwoordde: "Heb Ik u niet verlost van de Egyptenaren, Amorieten, Ammonieten, Filistijnen, Sidoniërs, Amalekieten en Maonieten? Is het ooit voorgekomen dat u om hulp smeekte en Ik u niet verloste? Toch verlaat u Mij steeds weer en vereert u andere goden. Daarom zal Ik u niet meer verlossen. Ga die nieuwe goden maar aanroepen, die u zelf hebt uitgekozen! Laten die u maar uit de nood redden!"
Maar de Israëlieten smeekten opnieuw: "Wij hebben gezondigd. Doet U maar met ons wat U wilt, maar verlos ons alstublieft nog één keer van onze vijanden!" Zij vernietigden hun afgoden en vereerden alleen de HERE. Toen kon de HERE hun ellende niet langer aanzien.

Rich. 10:17,18
LEIDER GEZOCHT. De Ammonieten hadden zich in Gilead gelegerd en maakten zich klaar voor een aanval op het Israëlitische leger, dat in Mizpa lag. "Wie zal ons aanvoeren in de strijd tegen de Ammonieten?" vroegen de leiders van Gilead zich af. "De man die zich daarvoor aanbiedt, zal hoofd zijn over alle inwoners van Gilead!"

Rich. 11:1-3
JEFTA'S ACHTERGROND. Jefta was een dapper man uit Gilead, maar hij was de zoon van een prostituée. Zijn vader Gilead had ook zonen bij zijn wettige vrouw. Toen deze halfbroers volwassen waren geworden, joegen zij Jefta weg. "Jij bent de zoon van een hoer!" zeiden ze. "Jij zult niets erven van vaders bezittingen!" Daarop vluchtte Jefta uit zijn vaders huis naar het land Tob en ging daar wonen. Een groep eerloze mannen kwam daar bij hem en samen trokken zij er op uit als roversbende.

Rich. 11:4-11 (ca. 1089 v.C.?)
JEFTA GEKOZEN. Een tijd later voerden de Ammonieten en Israël oorlog tegen elkaar. De leiders van Gilead gingen naar het land Tob om Jefta te halen. Zij smeekten hem hun aanvoerder te worden in de strijd tegen de Ammonieten.
Maar Jefta zei tegen hen: "Waarom komt u bij mij als u mij haat en mij uit mijn vaders huis hebt weggejaagd? Waarom komt u nu u in de problemen zit?"
"Omdat we u nodig hebben", antwoordden ze. "Wees onze aanvoerder als we tegen de Ammonieten moeten vechten, dan zult u leider van Gilead en al zijn inwoners worden."
"Zo!" riep Jefta uit. "Denkt u dat ik dat zo maar geloof?"
"Wij zweren het u bij de HERE", antwoordden zij. "U zult onze leider worden."
Daarop ging Jefta met de leiders van Gilead mee en werd aanvoerder van Israëls leger. De overeenkomst werd bekrachtigd voor de HERE in een algemene volksvergadering in Mizpa.

Rich. 11:12,13
AMMONIETEN WILLEN OOSTELIJK KANAAN. Jefta stuurde boodschappers naar de koning van de Ammonieten met de vraag waarom hij Israël aanviel.
De koning van de Ammonieten antwoordde dat het land toebehoorde aan de Ammonieten! Het was van hen gestolen toen de Israëlieten uit Egypte kwamen. Het hele gebied vanaf de rivier de Arnon tot de Jabbok en de Jordaan was van hem, beweerde hij. "Geef mij het land in vrede terug", luidde de eis van de koning.

Rich. 11:14-28
JEFTA'S ANTWOORD. Jefta stuurde de boodschappers terug met het antwoord:

"Israël heeft noch het land van de Moabieten, noch dat van de Ammonieten gestolen. Dit is gebeurd: Nadat de Israëlieten uit Egypte waren gekomen en de Schelfzee waren doorgetrokken, kwamen zij bij Kades. Zij stuurden boodschappers naar de koning van Edom met de vraag of hij hun toestemming wilde geven door zijn land te reizen. Maar hun verzoek werd afgewezen. Toen deden ze de koning van Moab hetzelfde verzoek, maar ook hij wees het af. Daarom bleven de Israëlieten in Kades.
Tenslotte trokken zij door de woestijn om Edom en Moab heen en reisden langs Moabs oostgrens tot de overkant van de rivier de Arnon, waar zij hun kamp opsloegen. En omdat de Arnon de grens van Moab is, zijn ze dus niet in Moab geweest.
Toen stuurde Israël boodschappers naar koning Sihon van de Amorieten, die in Hesbon woonde. Zij vroegen hem of hij Israël toestemming wilde geven door zijn land te trekken naar de plaats van bestemming. Maar koning Sihon vertrouwde Israël niet. Hij verwachtte dat het niet bij een doortocht zou blijven. Daarom verzamelde hij zijn troepen in Jahza en viel Israël aan.
De HERE, de God van Israël, hielp het volk Israël door koning Sihon en diens leger te verslaan. Toen nam Israël het hele gebied van de Amorieten, van de rivier de Arnon tot de Jabbok en van de woestijn tot de Jordaan in bezit.
De HERE, de God van Israël, was het, Die de Amorieten hun land heeft afgenomen en het aan Israël heeft gegeven. Waarom zouden wij het dan aan u teruggeven? Zoals u houdt wat uw god Kamos u heeft gegeven, zo houden wij wat de HERE, onze God, ons geeft! Trouwens, wie denkt u eigenlijk dat u bent? Bent u beter dan koning Balak, de zoon van Zippor, van Moab? Heeft hij soms geprobeerd zijn land te heroveren, nadat Israël hem had verslagen? Maar nu, na driehonderd jaar, maakt u er een probleem van. Al die tijd heeft Israël hier gewoond, verspreid over het gebied tussen Hesbon en Aroër en langs de rivier de Arnon. Waarom hebt u niet eerder geprobeerd dit gebied terug te krijgen? Nee, ik heb u niets misdaan. Eerder doet u mij onrecht door tegen mij te strijden. Maar de HERE is rechter en zal bepalen wie gelijk heeft, Israël of Ammon."

De koning van de Ammonieten reageerde niet op Jefta's boodschap.

Rich. 11:29-31
JEFTA DOET BELOFTE. Toen kwam de Geest van de HERE over Jefta en hij leidde zijn leger dwars door het gebied Gilead en Manasse, langs de stad Mizpa in Gilead en viel de Ammonieten aan. Intussen had Jefta de HERE beloofd: "Als U mij helpt de Ammonieten te verslaan en ik veilig terugkom, zal ik het eerste dat mij uit mijn huis tegemoet komt, aan U offeren!"

Rich. 11:32,33
AMMONIETEN VERNIETIGD. Daarop viel Jefta de Ammonieten aan en de HERE gaf hem de overwinning. Hij versloeg de Ammonieten over de hele weg van Aroër tot Minnith, met twintig steden en zelfs tot aan Abel Keramim. Hij bracht hun een zware nederlaag toe en de Ammonieten werden aan het volk Israël onderworpen.

Rich. 11:34-40 - Mizpa
JEFTA OFFERT DOCHTER. Toen Jefta naar huis terugging, kwam zijn dochter (zijn enig kind) hem dansend van vreugde tegemoet, een tamboerijn in de handen. Zodra hij haar zag, scheurde hij in wanhoop zijn kleren. "Ach, mijn lieve dochter!" riep hij uit. "Wat doe je mij verdriet. O, wat vreselijk! Ik heb de HERE namelijk iets beloofd en ik kan niet meer terug."
Maar zij zei: "Vader, als u de HERE iets hebt beloofd, moet u zich aan uw belofte houden, want Hij heeft u een geweldige overwinning geschonken op de Ammonieten. Maar geef mij alstublieft twee maanden uitstel. Laat mij eerst met mijn vriendinnen de bergen intrekken om daar te rouwen, omdat ik zo jong ben en ongetrouwd."
"Goed", zei hij. "Ga maar." Zij trok met haar vriendinnen naar de bergen waar zij twee maanden haar lot beklaagden. Daarna ging zij naar haar vader terug en hij deed wat hij had beloofd. Zij is dus nooit getrouwd.
Sindsdien is het in Israël gebruikelijk dat de Israëlitische meisjes elk jaar gedurende vier dagen het lot van Jefta's dochter gedenken.

Rich. 12:1-3
EFRAIM WEER BOOS. Toen werden de Efraïmieten onder de wapenen geroepen. Ze trokken naar Zafon en stuurden Jefta de volgende boodschap: "Waarom hebt u ons niet geroepen toen u de Ammonieten aanviel? Uit wraak zullen wij uw huis, terwijl u daar zelf bent, platbranden!"
"Ik heb u wel laten roepen, maar u weigerde te komen", antwoordde Jefta. "U kwam niet opdagen toen wij dit ernstige conflict met de Ammonieten hadden. Daarom heb ik mijn leven op het spel gezet en ben zonder u ten strijde getrokken. Maar de HERE heeft mij geholpen de vijand te verslaan. Waarom zou u ons dan nu aanvallen?"

Rich. 12:4-6
SJIBBOLETH OF SIBBOLETH. Toen Efraïm de mannen van Gilead uitschold voor weggelopen Efraïmieten (Gilead ligt namelijk tussen Efraïm en Manasse), kwam Jefta in aktie. Hij riep alle mannen van Gilead op voor de strijd en viel het leger van Efraïm aan. Efraïm werd verslagen. Jefta bezette alle doorwaadbare plaatsen van de Jordaan op de weg naar Efraïm en telkens wanneer een vluchteling van Efraïm de rivier wilde oversteken, hielden de soldaten van Gilead hem aan. "Hoort u bij de stam van Efraïm?" vroegen zij dan. Als de man met "nee" antwoordde, zeiden ze: "Zeg eens 'sjibboleth'." Maar als hij de 'sj' niet kon uitspreken en 'sibboleth' zei, werd hij gedood. Op die manier stierven 42.000 mannen van de stam Efraïm.

Rich. 12:7 (ca. 1083 v.C.?)
JEFTA STERFT. De Gileadiet Jefta leidde Israël zes jaar. Hij werd begraven in één van de steden van Gilead.

Rich. 12:8-10 (1083-1076 v.C.?)
LEIDERSCHAP VAN EBZAN. De volgende richter heette Ebzan. Deze man, die in Bethlehem woonde, had dertig zonen en dertig dochters. Hij huwelijkte zijn dochters uit aan mannen buiten zijn familie en haalde elders 30 meisjes om met zijn zonen te laten trouwen. Nadat hij Israël zeven jaar had geleid, stierf hij en werd in Bethlehem begraven.

Rich. 12:11,12 (1076-1066 v.C.?)
LEIDERSCHAP VAN ELON. Na hem werd Elon uit het gebied Zebulon richter. Hij was tien jaar leider van Israël en werd begraven in Ajalon in Zebulon.

Rich. 12:13-15 (1066-1058 v.C.?)
LEIDERSCHAP VAN ABDON. Vervolgens werd Abdon, de zoon van Hillel, uit Pirathon richter. Hij had veertig zonen en dertig kleinzonen, die allemaal op een eigen ezelshengst reden. Acht jaar leidde hij Israël. Nadat Abdon was overleden, werd hij begraven in Pirathon, in het gebied Efraïm, in de bergen van de Amalekieten.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- maart



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen