12 oktober


Nehemia's religieuze hervormingen

Nehemia zal Israël de komende elf jaar besturen en keert aan het einde van zijn ambtsperiode, in 432 voor Christus, terug naar Artaxerxes in Susan. Er wordt niet aangegeven wat Nehemia daar gaat doen, maar verondersteld wordt dat hij rapport uitbrengt over zijn werk en plannen maakt voor zijn terugkeer. Er is één ding dat hij nog niet heeft gedaan, maar dat hij waarschijnlijk al een tijdje heeft willen doen: het inwijden van de stadsmuur, waarvan de bouw zo sterk heeft afgehangen van Nehemia. Blijkbaar wenste Nehemia een dergelijke viering niet te laten plaatsvinden zonder toestemming van Artaxerxes. Als dat inderdaad het geval is, dan krijgt hij blijkbaar de begeerde toestemming van Artaxerxes. De koning geeft Nehemia ook toestemming om weer naar Jeruzalem terug te keren, dit keer misschien wel voor onbepaalde tijd of zelfs voorgoed.
Het is niet bekend hoe lang Nehemia in Susan is gebleven, maar het was lang genoeg voor sommige mensen in Palestina om het verbond te vergeten dat zij hadden gesloten toen Nehemia nog bij hen was. Sindsdien hebben zij de tempel verwaarloosd en onteerd en de Sabbat geschonden, zijn zij opgehouden met het aanbieden van offers in de tempel en zijn zij weer begonnen met het huwen van buitenlandse vrouwen. Wanneer Nehemia ziet wat er tijdens zijn afwezigheid is gebeurd, is hij ziedend! Nehemia's grote woede komt duidelijk tot uiting in de manier waarop hij Goddelijke vloeken afroept over de mensen die de wet hebben overtreden en hen zelfs lichamelijk aanvalt. Hier zien we een man van God die het niet laat bij vrome preken wanneer de zonde om hem heen hoogtij viert. Nehemia's persoonlijke betrokkenheid bij het reinigen van de tempel plaatst hem in goed gezelschap. Eeuwen later zal de Messias (over wie Nehemia ongetwijfeld heeft gelezen) Zelf heel boos overtreders uit ditzelfde huis van God gooien.
Nehemia staat te trappelen om de stadsmuur eindelijk in te wijden, maar de viering zal moeten wachten totdat de zondige wegen van het volk zijn gecorrigeerd.

Neh. 13:4-9 (ca. 425 v.C.)
ONTHEILIGING VAN TEMPEL. Enige tijd voor deze gebeurtenis had de priester Eljasib voor zijn vriend Tobia een prachtig vertrek in één van de voorraadkamers laten inrichten (Eljasib was aangesteld als beheerder van de voorraadkamers in de tempel). Vroeger werd die kamer gebruikt als opslagruimte voor spijsoffers, wierook, schalen en ook voor de tienden van het koren, nieuwe wijn en olijfolie. Volgens een bepaling van Mozes was dit alles bestemd voor de Levieten, koorleden en poortwachters. De priesters ontvingen andere speciale bijdragen.
Toen Eljasib dat deed, was ik niet in Jeruzalem, maar in Babel. In het tweeëndertigste regeringsjaar van koning Arthahsasta was ik namelijk teruggekeerd. Later kreeg ik opnieuw toestemming naar Jeruzalem te reizen. Bij mijn aankomst in Jeruzalem hoorde ik iets verschrikkelijks: Eljasib had voor Tobia een kamer in het voorportaal van de tempel ingericht! Ik was hevig verontwaardigd en smeet alle spullen van Tobia de kamer uit. Ik gaf opdracht de kamer grondig schoon te maken en liet daarna de tempelschalen, spijsoffers en de wierook terugzetten.

Neh. 13:10,11
GAVEN VOOR TEMPEL VERWAARLOOSD. Ook hoorde ik nog iets anders: de Levieten hadden niet ontvangen wat hun wettelijk toekwam! Daarom waren zij en de koorleden, die de aanbiddingsdiensten behoorden te leiden, teruggegaan naar hun eigen akkers. Onmiddellijk riep ik de leiders ter verantwoording. "Waarom wordt de tempel aan zijn lot overgelaten?" zei ik boos. Toen liet ik alle Levieten terugroepen en droeg hun hun eigenlijke taak weer op.

Neh. 13:15-22
SABBAT GESCHONDEN. Op een dag was ik op een boerderij en zag dat enkele mannen op de sabbat druiven in de wijnpers plattrapten voor wijn. Zij haalden ook vrachten koren binnen op hun ezels en lieten hun ezels wijn, druiven, vijgen en andere produkten dragen. Zij wilden ze die dag in Jeruzalem verkopen. Ik kwam hiertegen openlijk in verzet. Enkele mannen uit Tyrus zag ik hetzelfde doen! Zij boden vis en andere waar te koop aan op de sabbat en er waren mensen die het kochten! Toen vroeg ik de leiders van Juda: "Waarom schendt u de sabbat? Herinnert u zich niet meer dat uw vaders dit ook hebben gedaan en dat onze God daarom al die ellende over ons en onze stad heeft laten komen? Moet ons volk nog strenger worden gestraft, omdat u toestaat dat de sabbat wordt geschonden?"
Ik beval dat vanaf dat moment de stadspoorten moesten worden gesloten zodra het vrijdagavond donker werd. En ze mochten pas weer open wanneer de sabbat voorbij was. Ik liet de poorten bewaken door een paar van mijn dienaren. Zo wilde ik voorkomen dat op de sabbat koopwaar naar Jeruzalem kon worden vervoerd. De handelaars en de andere kooplui overnachtten een of tweemaal buiten Jeruzalem. Maar toen zei ik dreigend: "Waarom overnacht u daar bij de muur? Als dat nog één keer voorkomt, laat ik u arresteren!" Dat was de laatste keer dat zij er op de sabbat waren. Daarna gaf ik de Levieten opdracht de reiniging te ondergaan en de poorten te bewaken, zodat niemand meer de sabbat kon schenden.

O God, vergeet ook deze goede daad niet! Heb medelijden met mij, want U bent zo goed en liefdevol!

Neh. 13:23-31
BUITENLANDSE HUWELIJKEN. In diezelfde tijd zag ik dat enkele Joden waren getrouwd met vrouwen uit Asdod, Ammon of Moab. Veel van hun kinderen spraken alleen de taal van Asdod of een of andere vreemde taal, maar kenden geen woord Judees. Daarom riep ik ook deze Joden ter verantwoording, vervloekte hen, sloeg enkelen en trok hun haren uit. Ik liet hen bij God zweren dat zij en hun kinderen nooit met niet-Joden zouden trouwen. "Was dit niet precies de aanleiding voor de zonde die koning Salomo beging?" riep ik uit. "Er was op de hele wereld geen vorst zoals hij en God hield veel van hem en maakte hem koning over heel Israël. Maar toch brachten vreemde vrouwen hem ertoe afgoden te aanbidden. Denkt u dat wij u zullen toestaan deze zondige daden te doen? U bent God ongehoorzaam geweest door met vreemde vrouwen te trouwen!"
Eén van de zonen van Jojada, de zoon van de hogepriester Eljasib, was een schoonzoon van de Horoniet Sanballat. Daarom joeg ik hem de tempel uit.

O God, vergeet niet dat zij het priesterschap en de plechtige beloften van de priesters en de Levieten hebben geschonden.

Ik verwijderde dus alle vreemdelingen en droeg de priesters en Levieten ieder hun eigen taak op. Ik zorgde er ook voor dat het hout voor het altaar op vaste tijden werd geleverd en dat men het eerstgeboren vee en de eerste oogstopbrengsten naar de tempel bracht. O God, vergeet mijn goede daden niet.

Inwijding van de stadsmuur

Met deze religieuze hervormingen achter de rug kan Nehemia verder gaan met zijn plannen voor de inwijding van de stadsmuur. Het is alleen maar gepast dat hij een dergelijk feest mag vieren, want hij zal in de komende eeuwen vooral herinnerd worden vanwege de wederopbouw van de stadsmuur. Wanneer de dag van de viering eindelijk aanbreekt, wordt er een grote zingende processie gehouden waarin twee koorgroepen in tegenovergestelde richting over de stadsmuur marcheren. Dit wordt gevolgd door offergaven, giften en het voorlezen van de wet. Het verslag over deze feestelijke dag begint met het roepen van de Levieten en de zangers. Vervolgens vertelt Nehemia in zijn eigen woorden welke blijde gebeurtenissen er nog meer plaatsvinden.

Neh. 12:27-29 (ca. 425 v.C.?)
DEELNEMERS GEROEPEN. De tijd brak aan waarin Jeruzalems nieuwe stadsmuur zou worden ingewijd. Alle Levieten kwamen naar Jeruzalem om te helpen bij de plechtigheden. Zij droegen bij aan de feestelijkheden door lofliederen te zingen, zichzelf begeleidend met bekkens, harpen en citers. Vanuit de omringende dorpen en de dorpen van de Netofathieten kwamen ook de koorleden naar Jeruzalem. Sommigen van hen waren afkomstig uit Beth- Hagilgal en het gebied bij Gibea en Azmaveth, want zij hadden hun eigen dorpen rondom Jeruzalem gebouwd.

Neh. 12:30
CEREMONIELE REINIGING. De priesters en Levieten volgden eerst zelf de reinigingsvoorschriften en deden daarna hetzelfde bij het volk, de poorten en de stadsmuur.

Neh. 12:31-39
TWEE ZINGENDE PROCESSIES. Toen klom ik met de leiders van Juda op de muur. Ik verdeelde de aanwezigen in twee koorgroepen, die elk in tegenovergestelde richting over de muur moesten lopen. Tijdens het lopen moesten zij lofliederen zingen. De eerste koorgroep trok rechtsom, in de richting van de Aspoort. Deze groep bestond uit de helft van de leiders van Juda plus Hosaja, Azarja, Ezra, Mesullam, Juda, Benjamin, Semaja en Jeremia. De priesters die op de trompetten bliezen, heetten Zacharia, de zoon van Jonathan, de zoon van Semaja, de zoon van Mattanja, de zoon van Micha, de zoon van Zakkur, de zoon van Asaf, Semaja, Azareël, Milalai, Gilalai, Maäi, Nethaneël, Juda en Hanani. (Zij gebruikten de vroegere muziekinstrumenten van koning David). De geestelijk leider Ezra liep aan het hoofd van deze stoet. Toen zij bij de Bronpoort kwamen, liepen zij rechtdoor en beklommen de trappen, die langs Davids paleis omhoog leidden naar de Stad van David. Vandaar trokken zij naar de Waterpoort aan de oostkant van de stad.
Ondertussen had de andere koorgroep, waarin ik meeliep, zich in tegenovergestelde richting begeven om hen te ontmoeten. We liepen van de Bakoventoren tot de Brede Muur en verder langs de Efraïmpoort, de Oude Poort, de Vispoort, de Hananeël-toren en de Meatoren naar de Schaapspoort. Wij hielden halt bij de Gevangenpoort.

Neh. 12:40-42
KOORGROEPEN IN TEMPEL. De beide koren vervolgden hun weg tot bij de tempel. Bij ons, dat wil zeggen bij de helft van de leiders en mijzelf, voegden zich de trompetspelende priesters Eljakim, Maäsja, Minjamin, Michaja, Eljoënai, Zacharia en Hananja, en de zangers Maäseja, Semaja, Eleazar, Uzzi, Johanan, Malkia, Elam en Ezer. Zij zongen luid en duidelijk onder leiding van koorleider Jizrahja.

Neh. 12:43
OFFERS EN VREUGDE. Op die vreugdevolle dag werden heel veel offers gebracht, want God had ons grote blijdschap geschonken. Ook de vrouwen en kinderen deelden in de feestvreugde. Het feestgedruis in Jeruzalem was tot in de verre omtrek te horen!

Neh. 12:44-47, 13:12-14
PAKHUIZEN GEVULD. Daarna begonnen de mensen uit Juda, net als vroeger het tiende deel van hun koren, nieuwe wijn en olijfolie naar de voorraadkamers van de tempel te brengen.
Die dag werden mannen aangesteld, die de verantwoordelijkheid kregen voor de voorraadkamers. Daarin werden de bijdragen voor de priesters en Levieten, de eerste oogstopbrengsten en de tienden opgeslagen. Deze mannen moesten daarin de wettelijk vastgestelde bijdragen van de akkers bij de steden opbergen; deze bijdragen waren bestemd voor de priesters en de Levieten, want het volk van Juda waardeerde hen en hun werk enorm. Ik gaf de priester Selemja, de geestelijk leider Zadok en de Leviet Pedaja de verantwoordelijkheid voor het beheer over de voorraadkamers. Ik stelde Hanan, de zoon van Zakkur, de zoon van Mattanja, aan als hun helper. Deze vier mannen stonden als zeer betrouwbaar bekend. Het was hun taak de ingekomen bijdragen eerlijk te verdelen onder de andere Levieten.
De mensen hadden ook grote achting voor de koorleden en poortwachters. Deze hielpen de priesters en Levieten bij de aanbiddingsdiensten en het nakomen van de reinigingsvoorschriften, zoals David en zijn zoon Salomo hadden bepaald. In de tijd van David en Asaf is het gebruik ontstaan koorleiders te hebben, die een koor dirigeren wanneer dat lof en dankliederen zingt voor God. Dus nu, in de tijd van Zerubbabel en Nehemia, bracht het volk dagelijks voedsel naar de koorleden, poortwachters en Levieten. De Levieten gaven op hun beurt een deel van wat zij hadden ontvangen aan de priesters, de nakomelingen van Aäron.

O God, vergeet deze goede daad en de andere dingen niet, die ik heb gedaan voor Uw tempel.

Neh. 13:1,2
VOORLEZEN VAN DE WET. Diezelfde dag werd het volk voorgelezen uit de wetten van Mozes. Zij ontdekten daarin de bepaling dat Ammonieten en Moabieten nooit in de tempel mochten komen. De reden van dit verbod was dat zij destijds het volk Israël geen gastvrijheid hadden betoond. Zij hadden zelfs iets veel ergers gedaan: zij hadden Bileam gehuurd om Israël te vervloeken, maar onze God had de vervloeking in een zegen veranderd.

Neh. 13:3
REACTIE VAN HET VOLK. Meteen nadat deze regel was voorgelezen, werden alle vreemdelingen uit de bijeenkomst verwijderd.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- oktober



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen