3 maart


VI. Gezondheids- en voedingswetten.

A. Gezondheidsvoorschriften.

In de Wetten van Mozes bestaat een nauw verband tussen reinheid en godvruchtigheid. Mensen met diverse soorten uitvloeiingen en andere ziekten – vooral huidaandoeningen die melaatsheid genoemd worden – worden ceremonieel onrein genoemd. De religieuze en ceremoniële wetten die eerder werden besproken bevatten reiniginigsceremonies voor dergelijke mensen. Voorschriften voor diagnoses en behandeling worden in deze sectie uiteengezet.

1. Melaatsheid

Lev. 13:1-8
DIAGNOSE VAN MELAATSHEID. Opnieuw sprak de HERE tegen Mozes en Aäron: "Als iemand een zwelling, een uitslag of een lichte plek op zijn huid ziet, kan dat een begin van melaatsheid zijn. Hij moet naar de priester Aäron of naar één van zijn zonen, de priesters, worden gebracht. De priester zal de bewuste plek op de huid nader onderzoeken. Als het haar op de plek wit geworden is en het blijkt dat de plek dieper zit dan de huid, is het melaatsheid. Als de priester dat constateert, zal hij hem melaats en onrein verklaren. Maar als de plek niet dieper blijkt te zitten dan de huid en het haar erop is niet wit geworden, zal de priester hem zeven dagen in afzondering houden. Daarna zal de priester hem opnieuw onderzoeken. Als dan blijkt dat de plek hetzelfde is gebleven en zich niet over de huid heeft verspreid, zal de priester hem nog eens zeven dagen in afzondering houden. Op de zevende dag zal de priester hem voor de derde maal onderzoeken. Als dan blijkt dat de plek is weggetrokken en zich niet over de huid heeft verspreid, zal de priester hem rein en genezen verklaren; het gaat dan om een gewone uitslag. Hij zal zijn kleren wassen en rein zijn. Maar als de uitslag zich wel over de huid heeft verspreid na het derde onderzoek, moet hij zich nog een keer door de priester laten onderzoeken. Als de priester bij dat onderzoek constateert dat de uitslag zich over de huid heeft verspreid, zal hij hem onrein verklaren; dan is het melaatsheid."

Lev. 13:9-17
NIET-BESMETTELIJKE MELAATSHEID. "Als iemand de verschijnselen van melaatsheid vertoont, moet hij bij de priester worden gebracht. Als de priester hem onderzoekt en er is een witte zwelling op de huid aanwezig, die het haar wit heeft gemaakt of als er wild vlees in de zwelling groeit, is het een duidelijk geval van melaatsheid. De priester zal hem dan niet in afzondering ter observatie houden, want hij is al onrein.
Maar als de priester ziet dat de melaatsheid is doorgebroken en de hele huid van top tot teen bedekt, zal hij hem rein verklaren, want dan is hij genezen. Maar als er wild vlees groeit, moet hij melaats en onrein worden verklaard. Het wilde vlees is het kenmerk van de ziekte. Mocht het wilde vlees verdwijnen en de huid wit worden, dan moet hij weer naar de priester gaan. Die zal hem onderzoeken en als blijkt dat hij wit is geworden, zal hij hem rein verklaren. Dan is hij genezen."

Lev. 13:18-23
DIAGNOSE VAN ZWEREN. "Als iemand een zweer op zijn lichaam heeft gehad, die weer is genezen, maar die een witte zwelling of een roodachtig witte plek heeft achtergelaten, moet hij voor onderzoek naar de priester gaan. Als de priester bij zijn onderzoek constateert dat het haar op de huid wit is geworden en de zwelling onderhuids zit, zal de priester hem onrein en melaats verklaren. De melaatsheid is dan op de plaats van de zweer uitgebroken. Als de priester echter constateert dat het haar op de huid niet wit is en de zwelling niet meer onder de huid zit, maar weggetrokken is, zal hij hem zeven dagen in afzondering houden. Als de plek zich na zeven dagen verder over de huid heeft verspreid, zal de priester hem melaats en onrein verklaren. Maar als de lichte plek op dezelfde plaats is gebleven en zich niet heeft uitgebreid, is dat het litteken van de zweer en zal de priester hem rein en genezen verklaren."

Lev. 13:24-28
DIAGNOSE VAN BRANDWONDEN. "Als iemand een brandwond heeft opgelopen en het vlees van de wond is roodachtig wit of helemaal wit, moet de priester de wond onderzoeken. Als het haar wit is geworden en het zit onderhuids, is het melaatsheid die in de brandwond is uitgebroken en de priester zal hem melaats en onrein verklaren. Maar als de priester de plek onderzoekt en deze is oppervlakkig en er blijkt geen wit haar op te zitten, zal de priester hem zeven dagen in afzondering houden. Op de zevende dag zal de priester hem opnieuw onderzoeken. Als de plek zich verder over de huid heeft uitgebreid, zal de priester hem melaats en onrein verklaren. Als de lichte plek echter hetzelfde is gebleven en zich niet over de huid heeft verspreid maar is afgenomen, is het de zwelling van de brandwond. De priester zal hem genezen verklaren, want het is het litteken van de brandwond."

Lev. 13:29-37
DIAGNOSE VAN JEUKENDE PLEKKEN. "Als een man of een vrouw een zere plek op het hoofd of op de kin heeft, moet de priester die plek onderzoeken. Als de plek onderhuids zit en er zit dun, geel haar op, zal de priester hem onrein verklaren; het is dan melaatsheid van het hoofd of de kin. Als de priester echter constateert dat de aangetaste plek niet onderhuids zit en er zich geen zwart haar op bevindt, moet hij de man of de vrouw zeven dagen in afzondering houden. Na die zeven dagen moet hij de plek opnieuw onderzoeken en als dan blijkt dat de plek zich niet heeft uitgebreid en er geen geel haar op zit en de plek niet onderhuids zit, moet hij zich scheren zonder de uitslag aan te raken. De priester zal hem daarna weer zeven dagen in afzondering houden. Op de zevende dag moet hij hem weer onderzoeken en als dan blijkt dat de plek zich niet heeft uitgebreid en niet onderhuids zit, zal de priester hem genezen verklaren en hij zal zijn kleren wassen en rein zijn. Maar als de plek zich later toch weer uitbreidt, zal de priester hem weer onderzoeken en zonder af te wachten of er geel haar groeit, zal de priester hem onrein verklaren, want hij is dan melaats. Maar als de plek even groot is gebleven en er zwart haar op groeit, is hij genezen en niet melaats. De priester zal hem rein verklaren."

Lev. 13:38,39
DIAGNOSE VAN WITTE BLAREN. "Als een man of een vrouw witte blaren op de huid heeft, moeten zij dit aan de priester laten zien. Als de priester ziet dat deze plekken slinken, is het geen melaatsheid, maar een gewone huidinfectie."

Lev. 13:40-44
DIAGNOSE VAN KAALHEID. "Als een man een kaal hoofd krijgt, wordt hij gewoon kaal en is niet ziek. Als zijn hoofd van voren kaal wordt, wordt hij daar gewoon kaal en is niet ziek. Maar als op de kale kruin of op het kale voorhoofd een roodachtige witte zwelling aanwezig is, is hij daar melaats en moet de priester hem onrein verklaren."

Lev. 13:45,46
REGELS VOOR ZIEKEN. "Ieder bij wie melaatsheid is geconstateerd, moet zijn kleren scheuren, blootshoofds lopen en zijn bovenlip bedekken. Overal waar hij loopt, moet hij roepen: 'Melaats, melaats!' Zolang de ziekte duurt, is hij onrein en moet hij buiten het kamp blijven."

Lev. 13:47-59
SCHIMMEL IN KLEREN. "Als het vermoeden bestaat dat in een linnen of wollen kleed of weefsel, in een stuk leer of een leren voorwerp melaatsheid zit en de aangetaste plek is groenachtig of roodachtig, is het melaatsheid en moet het voorwerp voor onderzoek naar de priester worden gebracht. De priester zal het voorwerp zeven dagen in afzondering houden. Op de zevende dag zal hij het voorwerp opnieuw onderzoeken. Als de plek zich heeft uitgebreid, is het een besmettelijke melaatsheid en moet het wollen, linnen of leren voorwerp worden verbrand, want het is onrein.
Maar als bij het tweede onderzoek blijkt dat de plek zich niet heeft uitgebreid, zal de priester opdracht geven het verdachte voorwerp te wassen en het daarna nog eens zeven dagen in afzondering te houden. Als na die zeven dagen de plek niet van kleur is veranderd, al heeft ze zich niet uitgebreid, dan is het melaatsheid en moet het voorwerp worden verbrand, want het is dan door en door geïnfecteerd. Als de priester echter constateert dat de plek na het wassen minder is geworden, moet hij hem uit de stof of uit het leer wegsnijden. Als daarna opnieuw plekken verschijnen op het voorwerp, is het zeker melaatsheid en moet het worden verbrand. Maar als na het wassen verder niets gebeurt, mag het voorwerp na een tweede wasbeurt weer worden gebruikt.
Dit zijn de voorschriften betreffende melaatsheid in een weefsel of in een voorwerp van leer, zodat iedereen weet wanneer het rein of onrein is."

Lev. 14:33-42
SCHIMMEL IN HUIZEN. Toen zei de HERE tegen Mozes en Aäron: "Wanneer u aankomt in het land Kanaän dat Ik u zal geven en Ik laat in een huis melaatsheid ontstaan, moet de eigenaar van het huis naar de priester gaan en zeggen: 'Ik geloof dat er melaatsheid in mijn huis heerst!' De priester zal opdracht geven dat iedereen het huis moet verlaten, voordat hij een onderzoek komt instellen, zodat niet alles onrein wordt verklaard als hij inderdaad melaatsheid constateert. Als hij in de wanden van het huis groenachtige of roodachtige kuiltjes vindt die dieper schijnen te zitten dan de buitenkant van de muur, zal hij het huis zeven dagen sluiten. Op de zevende dag zal hij terugkomen voor een tweede onderzoek. Als de plekken zich over de muur hebben verspreid, zal hij opdracht geven de aangetaste delen uit de muur te halen. Het materiaal moet op een onreine plaats buiten de stad worden gestort. Daarna zal hij opdracht geven de muren van het huis helemaal af te schrapen. Ook dat materiaal moet op een onreine plaats buiten de stad worden gestort. Voor de stenen die zijn verwijderd, moeten nieuwe worden gebracht en die moeten worden ingemetseld met nieuwe specie. Het hele huis moet daarna opnieuw worden gepleisterd."

Lev. 14:43-47
VERNIETIGING VAN HET HUIS. "Als de plekken opnieuw verschijnen, zal de priester terugkomen om te kijken en als hij ziet dat de plekken zich hebben verspreid, is het melaatsheid en is het huis onrein. Hij zal dan opdracht geven het huis af te breken. Alle stenen, houtwerk en leem van het huis moeten op een onreine plaats buiten de stad worden gestort.
Ieder die het huis binnengaat terwijl het is afgesloten, zal tot de avond onrein zijn. Ieder die in het huis slaapt of eet, zal zijn kleren wassen."

Lev. 14:48-53
REINIGING VAN HET HUIS. "Maar als de priester terugkomt en de plekken zijn niet opnieuw verschenen nadat het nieuwe pleisterwerk is aangebracht, zal hij het huis rein verklaren. De melaatsheid is dan verdwenen. Hij zal dan ook een reinigingsceremonie uitvoeren met twee vogels, cederhout, scharlaken en hysop. Hij zal de ene vogel slachten boven een aardewerken pot met fris bronwater en het cederhout, de hysop, het scharlaken én de levende vogel in het bloed van de gedode vogel dopen en het huis zevenmaal besprenkelen. Zo zal het huis worden gereinigd. Daarna zal hij de levende vogel in het vrije veld buiten de stad loslaten. Op deze wijze wordt verzoening voor het huis gedaan en wordt het gereinigd."

Lev. 14:54-57
AFSLUITENDE WOORDEN. "Dit zijn de voorschriften betreffende de talloze plaatsen waar melaatsheid kan verschijnen: in een kledingstuk of een huis, in een gezwel op de huid, in een litteken van een brandwond of op een lichte plek. Op deze manier wordt bepaald of het melaatsheid is of niet. Daarom zijn deze wetten gegeven."

Deut. 24:8,9
WAARSCHUWING. "Zorg ervoor dat u de aanwijzingen van de priester bij een geval van melaatsheid opvolgt, want ik heb hem richtlijnen gegeven die u tot op de letter moet gehoorzamen: denk aan wat de HERE, uw God, met Mirjam deed toen u uit Egypte kwam."

2. Uitvloeiingen

Lev. 15:1-12
MANNELIJKE ONREINHEID. De HERE droeg Mozes en Aäron op het volk de volgende verordening door te geven: "Iedere man die aan een geslachtsziekte lijdt, is onrein. Dit geldt niet alleen voor de tijd dat de ziekte actief is (door uitvloeiing), maar ook nog na de genezing.
Elk bed waarop hij ligt en elke stoel waarop hij zit, is onrein. Ieder die zijn bed aanraakt, is onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden. Ieder die op een stoel zit waarop de onreine man heeft gezeten, wordt zelf ook onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
Hetzelfde geldt voor allen die hem aanraken.
Ieder op wie hij spuugt, is onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden. Het zadel waarop hij rijdt, is onrein. Ieder die iets aanraakt of draagt dat onder hem is geweest, is tot de avond onrein en moet zijn kleren wassen en zich baden.
Als de onreine man iemand aanraakt zonder eerst zijn handen met water te hebben afgespoeld, moet die persoon zijn kleren wassen en zich baden. Hij is tot de avond onrein.
Elke aarden pot die de onreine man aanraakt, moet worden stukgeslagen en elk houten voorwerp moet na zijn aanraking met water worden afgespoeld."

Lev. 15:16-18
ZAADLOZING. "Als een man een zaadlozing heeft gehad, moet hij zich helemaal baden en zal onrein zijn tot de avond. Kledingstukken en beddegoed waarop het zaad terecht is gekomen, moeten worden gewassen en zullen tot de avond onrein zijn. Na de geslachtsgemeenschap moeten zowel de man als de vrouw zich baden. Zij blijven tot de volgende morgen onrein."

Lev. 15:19-24
VROUWELIJKE MENSTRUATIE. "Wanneer een vrouw menstrueert, is zij voor een periode van zeven dagen onrein. In die zeven dagen is iedereen die haar aanraakt, tot de avond onrein.
Alles waarop zij in die periode ligt of zit, zal onrein zijn. Ieder die haar bed of iets waarop zij heeft gezeten aanraakt, moet zijn kleren wassen en zich baden en zal tot de avond onrein zijn.
Een man die in deze periode naast haar ligt, zal onrein zijn omdat haar onreinheid op hem komt. Zeven dagen zal hij onrein zijn en elk bed waarop hij ligt, zal ook onrein zijn."

Lev. 15:25-27
ANDERE UITVLOEIINGEN VAN DE VROUW. "Deze regel geldt ook als de menstruatiebloeding langer duurt dan normaal of onregelmatig is. Alles waarop zij ligt, zal onrein zijn net als tijdens haar normale menstruatie. Alles waarop zij zit, is ook onrein. Ieder die haar bed of iets waarop zij heeft gezeten aanraakt, is onrein. Hij moet zijn kleren wassen en zich baden en is tot de avond onrein."

Lev. 15:32,33
AFSLUITENDE WOORDEN. "Dit is de wet voor de man die onrein is door een geslachtsziekte of een zaadlozing, voor de menstruatie van een vrouw en voor iedereen die geslachtsgemeenschap met haar heeft in de tijd van haar onreinheid."

3. Isolatie

Num. 5:1-4
ONREINEN BUITEN HET KAMP. Dit zijn de verdere opdrachten, die de HERE Mozes gaf: "Geef de Israëlieten opdracht dat zij alle melaatsen, allen die een open wond hebben en allen die onrein zijn doordat zij een dode hebben aangeraakt, uit het kamp moeten wegsturen. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. Verwijder hen, zodat zij het kamp waarin Ik tussen u woon, niet verontreinigen." Ook deze opdracht werd door het volk Israël uitgevoerd.

Lev. 15:31
REINHEID EN GODVRUCHTIGHEID. "Zo moet u de Israëlieten van hun onreinheid zuiveren. Anders zouden zij sterven als zij mijn tabernakel, die in hun midden staat, onrein betreden."

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- maart



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen