4 oktober


Esther 5:1-14
Drie dagen later trok Esther haar koninklijke gewaad aan en betrad de binnenste voorhof tegenover de koningszaal. De koning zat op zijn troon tegenover de ingang van de zaal. Toen viel zijn blik op koningin Esther in de binnenste voorhof. Meteen verwelkomde hij haar en reikte haar zijn gouden scepter. Esther kwam daarop dichterbij en raakte de spits van de scepter aan.
De koning vroeg: "Wat is er, koningin Esther? Kan ik iets voor je doen? Al wilde je mijn halve koninkrijk hebben, ik zou het je geven."
Zij antwoordde: "Als het uwe majesteit behaagt, nodig ik u en Haman uit voor een diner, dat ik vandaag geef ter ere van u."
De koning wendde zich tot zijn dienaren. "Ga vlug Haman halen", zei hij.
Zo gingen Haman en de koning naar Esthers feestmaaltijd. Nadat de wijn was ingeschonken, vroeg de koning aan Esther: "Zeg mij nu wat je wilt en ik zal het je geven, al was het mijn halve koninkrijk!"
Zij antwoordde: "Ik heb één verzoek. Het is mijn grootste wens dat, als uwe majesteit mij een gunst wil bewijzen en mijn verzoek wil inwilligen, u morgen weer met Haman naar een diner komt dat ik voor u klaarmaak. Dán zal ik uw vraag beantwoorden."
Vrolijk stond Haman na de maaltijd van tafel op. Toen hij echter Mordechai bij de poort zag zitten zonder zich te verroeren of op te staan, sloeg zijn humeur in één klap om. Hij werd razend. Maar hij wist zich te beheersen en ging naar huis.
Hij liet zijn vrienden en zijn vrouw Zeres bij zich komen. Zij moesten aanhoren hoe hij begon op te scheppen over zijn grote rijkdom, zijn vele kinderen en de eervolle benoeming die de koning hem had verleend. Hij liep vreselijk te pronken met het feit dat hij de op één na machtigste man van het rijk was geworden. En alsof dit nog niet genoeg was, zei hij: "Bovendien heeft koningin Esther alleen de koning en mij uitgenodigd aan haar diner. En voor morgen zijn wij wéér uitgenodigd! Maar toch", voegde hij er somber aan toe, "valt dit alles in het niet als ik die Jood Mordechai bij de poort zie zitten. Die man weigert voor mij te buigen."
Zijn vrouw Zeres en zijn vrienden gaven hem de raad een twintig meter hoge galg te bouwen. "Vraag de koning morgenochtend of Mordechai daaraan mag worden opgehangen", zeiden zij. "Daarna kun je vrolijk feestvieren met de koning op Esthers diner." Haman vond dit een prachtig plan en liet onmiddellijk een galg maken.

Esther 6:1-14
Die nacht kon de koning niet in slaap komen. Daarom besloot hij zich wat te laten voorlezen. Hij vroeg om de jaarboeken met de geschiedenis van zijn koninkrijk. Op een gegeven moment hoorde hij de passage waarin stond dat Mordechai een samenzwering had ontmaskerd van Bigtan en Teres, twee poortwachters van het paleis. Die twee hadden het plan beraamd de koning te vermoorden.
"Wat voor beloning hebben wij Mordechai hiervoor gegeven?" vroeg de koning zijn dienaren.
"Hij heeft nooit iets gekregen", antwoordden zij.
"Wie is op het ogenblik in de buitenste voorhof?" vroeg de vorst. Nu was Haman juist de buitenste voorhof ingelopen. Hij was van plan de koning te vragen of hij Mordechai mocht ophangen aan de pasgebouwde galg.
De dienaren antwoordden: "Haman staat buiten te wachten."
"Laat hem binnenkomen", beval de koning.
Toen Haman was binnengekomen, vroeg de koning: "Wat kan ik doen voor iemand aan wie ik graag eer wil bewijzen?"
Haman dacht bij zichzelf: "Aan wie zou de koning anders eer willen bewijzen dan aan mij?" Daarom antwoordde hij: "Laat een koninklijk gewaad halen dat u zelf hebt gedragen. Haal ook één van uw paarden en uw kroon. Laat één van uw aanzienlijkste hofleden die man helpen dat gewaad aan te trekken. Daarna moet hij hem op uw paard door de stad leiden en voor hem uit roepen: 'Dit doet de koning met de man aan wie hij eer wil bewijzen!"
"Prachtig!", zei de koning tegen Haman. "Haal snel de kleren en het paard. Doe wat u hebt gezegd bij de Jood Mordechai. Hij bevindt zich bij de paleispoort. Doe precies wat u hebt voorgesteld."
Toen haalde Haman de kleren en trok deze bij Mordechai aan. Hij hielp hem op het paard van de koning en leidde hem door de straten van de stad. "Zo doet de koning met de man aan wie hij eer wil bewijzen!", riep hij steeds.
Na afloop van dit eerbetoon ging Mordechai terug naar zijn werk. Maar Haman haastte zich diep vernederd naar huis. Hij vertelde zijn vrouw en vrienden wat hem was overkomen. Zij zeiden: "Als Mordechai een Jood is, lukken je plannen tegen hem nooit. En als je tegen hem blijft strijden, zal dat fatale gevolgen hebben." Zij waren nog niet uitgesproken of enkele hofleden dienden zich aan om hem te begeleiden naar Esthers diner.

Esther 7:1-10
De koning en Haman zaten aan bij het diner bij Esther. Nadat de wijn was ingeschonken, vroeg de koning opnieuw: "Welk verzoek heb je, koningin Esther? Wat wil je? Ja, wat het ook is, ik zal het je geven, zelfs al was het mijn halve koninkrijk!"
Eindelijk kwam de koningin met haar vraag voor de dag: "Als u mij een gunst wilt bewijzen, koning, en als het uwe majesteit behaagt, red dan mijn leven en dat van mijn volk! Want mijn volk en ik zijn verkocht aan degenen, die ons willen uitroeien. Wij zijn gedoemd te sterven. Waren wij als slaven verkocht, dan had ik misschien gezwegen. Hoewel ook in dat geval uwe majesteit onmetelijke schade zou worden toegebracht; een schade die door geen enkel geldbedrag te vergoeden is."
"Waar heb je het over?" vroeg de koning verbaasd. "Wie durft het in zijn hoofd te halen jou iets aan te doen?"
"Daar zit hij", antwoordde Esther, "Haman is de vijand, die ons bedreigt!"
Haman werd bleek van angst toen hij hun gezichten zag. Woedend sprong de koning van tafel op en liep de tuin in. Haman bleef achter om de koningin te smeken zijn leven te redden. Want hij wist dat hij ten dode opgeschreven was.
In diepe wanhoop viel hij neer op het rustbed waarop koningin Esther lag, juist op het moment waarop de koning uit de paleistuin terugkwam.
"Wat?" bulderde de koning. "Durf je ook nog de koningin in mijn paleis, onder mijn ogen te verkrachten?"
Nadat de koning de veroordeling had uitgesproken, bedekte men Hamans gezicht. Harbona, één van de hofleden, zei: "Majesteit, Haman heeft juist een twintig meter hoge galg laten bouwen. Daaraan wilde hij Mordechai ophangen, de man die uw leven heeft gered! De galg staat bij Hamans huis."
"Hang Haman daaraan op", beval de koning. Zo vond Haman de dood aan de galg die hij voor Mordechai had gebouwd. Toen nam de woede van de koning af.

Esther 8:1-17
Die dag schonk koning Ahasveros alle bezittingen van Haman, de jodenhater, aan koningin Esther. Mordechai werd bij de koning geroepen, want Esther had de koning verteld dat hij haar neef en pleegvader was. De koning deed zijn zegelring af, die hij van Haman had teruggenomen. Hij gaf deze aan Mordechai en Esther stelde hem aan als beheerder van Hamans bezittingen.
Esther ging opnieuw naar de koning en knielde voor hem neer. Onder tranen smeekte zij hem Hamans vreselijke plan tegen de Joden te verijdelen. De koning reikte haar weer zijn gouden scepter toe. Esther stond op en ging voor de koning staan.
Zij zei: "Majesteit, als u mij een gunst wilt bewijzen en als u het met mij eens bent, stuur dan opnieuw een brief rond in uw rijk. Herroep daarin Hamans bevel om alle Joden in uw rijk uit te roeien. Want hoe zou ik het kunnen aanzien dat mijn volk wordt afgeslacht en uitgemoord?"
Koning Ahasveros zei tegen koningin Esther en de Jood Mordechai: "Ik heb Esther Hamans bezittingen gegeven en hem laten ophangen, omdat hij probeerde de Joden uit te roeien. Nu mag u in mijn naam aan de Joden schrijven wat u maar wilt. Verzegel die brief met mijn zegel, zodat die niet kan worden herroepen."
Onmiddellijk werden de secretarissen van de koning ontboden; dat was op de drieëntwintigste dag van de derde maand. Mordechai dicteerde hun brieven aan de Joden, de gouverneurs en andere regeringsvertegenwoordigers van alle 127 gewesten, van India tot Ethiopië. Voor elk volk, ook voor de Joden, werden de brieven geschreven in hun eigen taal. Zij werden geschreven uit naam van koning Ahasveros, verzegeld met zijn zegel en met koeriers verstuurd. Deze reden op paarden uit de koninklijke stallen.
Dit besluit gaf de Joden in alle steden toestemming zich te verenigen voor hun verdediging. Zij mochten hun aanvallers en hun gezinnen doden en hun bezittingen in beslag nemen. De dag die hiervoor voor alle gewesten van koning Ahasveros was uitgekozen, was de dertiende van de twaalfde maand. Een afschrift van deze brief moest overal als wet worden uitgevaardigd. Elk volk moest ervan op de hoogte worden gebracht. De Joden kregen de opdracht die dag klaar te staan om zich op hun vijanden te wreken.
Op bevel van de koning vertrokken de koeriers met de grootste spoed. Zij stoven weg op paarden uit de koninklijke stallen. Ook in de stad Susan werd het besluit bekend gemaakt.
Mordechai trok een purperen en linnen koninklijk gewaad aan. Hij zette een grote gouden kroon op zijn hoofd en sloeg een mantel van fijn linnen en purperen stof om. Zo verliet hij de koning. Hij liep door de straten van de stad, die waren gevuld met juichende mensen. Wat waren de Joden blij en opgelucht! Iedereen bewees hun grote eer. In elke stad en elk gewest waar het koninklijk besluit werd bekend gemaakt, raakten de Joden buiten zichzelf van blijdschap. Zij gaven een feestmaal en riepen die dag tot feestdag uit. Talloze mensen deden alsof zij Joden waren, uit angst dat de Joden hun iets zouden aandoen.

Esther 9:1-17
De dag brak aan waarop de twee besluiten van de koning van kracht werden. De vijanden van de Joden hadden gehoopt hen die dag te kunnen vermoorden. Maar de rollen werden omgekeerd: de Joden overweldigden hun belagers! Overal kwamen zij bij elkaar om zich te verdedigen tegen mogelijke aanvallers. Maar niemand probeerde het. Iedereen was bang voor hen. Alle gewestelijke regeringsvertegenwoordigers (de gouverneurs en andere ambtenaren) kozen de kant van de Joden uit angst voor Mordechai. Want Mordechai was een belangrijk man geworden. Hij raakte meer en meer bekend in het hele rijk. Zijn invloed en macht werden steeds groter.
Op die bewuste dag doodden de Joden al hun vijanden. Zij konden lukraak hun gang gaan. Zij doodden zelfs 500 man in Susan. Ook vermoorden zij de tien zonen van de Jodenhater Haman, de zoon van Hammedatha. Deze heetten: Parsandatha, Dalfon, Aspatha, Poratha, Adalja, Aridatha, Parmasta, Arisai, Aridai en Waizatha. Maar van Hamans bezittingen bleven zij af.
Die avond berichtte men de koning hoeveel mensen in Susan waren omgekomen. Hij liet koningin Esther bij zich komen. "De Joden hebben alleen al in Susan 500 man gedood", riep hij uit. "Ook Hamans tien zonen zijn gedood. Ik vraag mij af hoeveel slachtoffers dan wel in de andere gewesten zijn gevallen! Wil je mij soms nog iets vragen? Zeg het mij en ik zal het doen."
Esther zei: "Als uwe majesteit het goedvindt, geef de Joden hier in Susan toestemming ook morgen hetzelfde te doen als vandaag. En laat de lichamen van Hamans tien zonen ophangen."
De koning keurde dit voorstel goed en liet zijn besluit in Susan bekend maken. De lichamen van Hamans zonen werden opgehangen. De volgende dag verzamelden de Joden zich weer in Susan en doodden nog eens 300 man. Maar van de buit bleven zij af.
Ondertussen hadden de Joden in de andere delen van het rijk zich verzameld om zich te verdedigen. Zij vernietigden hun vijanden: 75.000 vonden de dood. Maar de Joden raakten de buit niet aan. Dit gebeurde op de dertiende dag van de maand Adar. De volgende dag rustten zij uit en vierden vrolijk feest.

Dit wonderbaarlijke historische verslag moet wel een bron van inspiratie zijn geweest voor Joden in het hele Perzische Rijk, wier voorouders onophoudelijk vervolgd werden. Het is een verhaal over vaderlandsliefde en een subliem voorbeeld van persoonlijke moed. Ook al worden God en Zijn verbond en het herstel van Israël niet genoemd, toch bevat het verhaal de duidelijke boodschap dat God in Zijn voorzienigheid voor Zijn mensen zorgt.
De viering die volgt op de grote overwinning op Haman en zijn volgelingen was het begin van een jaarlijkse herdenking die tot op heden door de Joden wordt gehouden. Tijdens elke viering wordt het verhaal van Esther voorgelezen als een herinnering aan Gods bevrijding van Zijn volk. Hoe het Purimfeest is ontstaan, wordt ons verteld in een bijlage aan het einde van het boek, waarin ook een historische voetnoot is opgenomen over Mordechais klim naar de macht in de regering van Ahasveros.

Esther 9:18-32 (479 v.C.?)
PURIMFEEST INGESTELD. Maar de Joden in Susan gingen ook de tweede dag nog door met het doden van hun vijanden. Zij rustten pas de dag erna en vierden toen feest.
Daarom vieren de Joden, die niet in een ommuurde stad wonen, jaarlijks de tweede dag als feestdag. Dat is een blijde dag waarop zij elkaar geschenken sturen.
Mordechai schreef al deze gebeurtenissen op. Hij stuurde brieven naar de Joden in alle gewesten van koning Ahasveros, zowel dichtbij als veraf. Daarin spoorde hij hen aan jaarlijks de laatste dagen van die maand tot feestdagen uit te roepen. Dit waren de dagen waarop de Joden werden verlost van hun vijanden. In deze maand werden rouw en verdriet veranderd in vreugde. De Joden moesten feestvieren, elkaar geschenken sturen en giften geven aan de armen.
Zij stemden in met Mordechai's voorstel en begonnen deze dagen jaarlijks te vieren. Zo hielden zij de herinnering levend aan de tijd waarin de Jodenhater Haman, de zoon van de Agagiet Hammedatha, zich wilde wreken op de Joden. Hij had het plan beraamd alle Joden te vermoorden op een dag, die werd bepaald door het werpen van het lot (ook wel 'pur' genoemd). De feestdagen hadden ook het doel hen eraan te herinneren dat de koning tegenmaatregelen had genomen. Zodra hem deze zaak ter ore was gekomen, heeft hij schriftelijk bevolen dat Hamans plan op zijn eigen hoofd moest neerkomen. Haman en zijn zonen werden toen opgehangen. Daarom wordt dit feest 'Purimfeest' genoemd, naar het Perzische woord 'pur' (het lot werpen). Op grond van Mordechai's brief en hun eigen ervaringen stemden alle Joden in het hele rijk ermee in deze traditie in te stellen. Zij namen zich voor deze traditie door te geven aan hun kinderen en kindskinderen en allen die Joden werden. Zij besloten deze beide dagen, zonder ze ooit over te slaan, elk jaar te vieren. Het zou een jaarlijks terugkerende gebeurtenis zijn en van generatie op generatie worden gevierd in elk gezin op het platteland en in de steden. Zo zou de herinnering aan deze gebeurtenis nooit verdwijnen.
Ondertussen had koningin Esther samen met de Jood Mordechai een brief geschreven. Daarin betuigde Esther haar volledige steun aan Mordechai's eerste brief, waarin het Purimfeest werd ingesteld. Bovendien werden brieven gestuurd naar alle Joden in de 127 gewesten van Ahasveros' rijk. Zij kregen de beste wensen en de aansporing op deze twee dagen het Purimfeest te vieren, zoals Mordechai en Esther hadden bepaald. De Joden hadden zelf al besloten deze traditie in ere te houden als een tijd van vasten en gebed. Esthers bevel bevestigde dus deze Purimgebruiken. Het bevel werd in het wetboek opgeschreven.

Esther 10:1-3
MORDECHAIS HOGE POSITIE. Koning Ahasveros legde niet alleen belasting op aan zijn onderdanen op het vasteland, maar ook aan die op de eilanden. Al zijn geweldige, indrukwekkende daden zijn opgeschreven in het boek 'De Kronieken van de Koningen van Medië en Perzië'. Daarin staat ook een nauwkeurige beschrijving van de hoge positie waartoe de koning Mordechai had verheven. Want de Jood Mordechai was, op koning Ahasveros na, de machtigste man van het rijk. Hij stond hoog in aanzien bij de Joden en was geliefd bij al zijn landgenoten. Want hij deed zijn best voor zijn volksgenoten en kwam op voor hun belangen.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- oktober



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen