18 augustus


God gebruikt drie allegorieën om Juda's naderende vernietiging te voorspellen. De eerste allegorie toont Juda als een nutteloze wijnstok die verbrand moet worden. De tweede is een scherpe aanval op Juda's ontrouw, waarin Juda wordt afgeschilderd als een overspelige vrouw die slechter is dan haar twee zussen, Israël en Edom, en minder moraliteit bezit dan een prostituée. De derde allegorie tenslotte, maakt gebruik van twee adelaars en een wijnstok om de aandacht te richten op de persoonlijke ondergang van koning Zedekia.

Ezec. 15:1-8
NUTTELOZE WIJNSTOK. Toen kreeg ik de volgende boodschap van de HERE: "Mensenzoon, is het hout van een wijnstok beter dan ander hout uit het bos? Is het net zo bruikbaar als hout van bomen? Nee, want hout van een wijnstok kan zelfs niet worden gebruikt voor een rek waaraan potten en pannen worden opgehangen! Het kan alleen maar dienen als brandhout en dan brandt het nog slecht ook! Daarom is het zowel vóór als na het verbranden waardeloos!
Dit bedoel Ik", zegt de Oppermachtige HERE, "de inwoners van Jeruzalem lijken op wijnstokken uit het bos! Nutteloos voordat zij worden verbrand en nog nuttelozer na het verbranden! Ik zal Mij tegen hen keren en ervoor zorgen dat als zij aan het ene vuur ontsnappen, zij in het volgende vuur zullen vallen; en dan zult u weten dat Ik de HERE ben. Ik zal het land tot een woestenij maken, omdat zij Mij ontrouw zijn geworden", zegt de Oppermachtige HERE.

Ezec. 16:1-14
ONTROUWE VROUW. Opnieuw kreeg ik een boodschap van de HERE: "Mensenzoon", zei Hij, "confronteer Jeruzalem met haar afschuwelijke zonden. Vertel haar dat de Oppermachtige HERE zegt: U bent vast nakomelingen van de Kanaänieten! Uw vader moet een Amoriet zijn geweest en uw moeder een Hethitische! Toen u geboren was, bekommerde niemand zich om u. Toen Ik u voor het eerst zag, was uw navelstreng nog niet afgebonden; u was nog niet gewassen, niemand had u ingewreven met zout of aangekleed. Niemand had enige interesse in u; niemand toonde medelijden of maakte zich zorgen. Op de dag dat u werd geboren, liet men u in het veld achter om te sterven, als een ongewenst kind. Maar Ik kwam langs en zag u daar liggen, besmeurd met uw eigen bloed en Ik zei: 'Leef! Groei op als een plant op het veld!' En dat deed u! U groeide op tot een lange, mooie en soepele plant, een juweel tussen de anderen. Toen u ouder werd, waren uw borsten volgroeid en uw haar was mooi en lang! Toch was u nog naakt.
Later, toen Ik weer voorbijkwam en u terugzag, was u oud genoeg om te trouwen. Ik sloeg mijn mantel om u heen, waardoor Ik mijn wettige huwelijkseed aflegde", zegt de Oppermachtige HERE. "Ik sloot een verbond met u en zo werd u van Mij.
Van uw onreinheid heb Ik u gereinigd en u met olie gezalfd. Uw bloed heb Ik van u afgewassen. Nadat het huwelijk was voltrokken, gaf Ik u prachtige linnen en zijden kleding, rijk bewerkte gewaden en sandalen van het duurste leer. Ik gaf u prachtige sieraden, armbanden en kettingen, een ring voor uw neus en twee ringen voor uw oren en een prachtige kroon. Zo werd u mooi gemaakt met goud en zilver en uw kleren waren van linnen en zijde, prachtig bewerkt. U at het beste voedsel en werd mooier dan ooit tevoren, zo mooi als een koningin. Alle volken wisten hoe mooi u was! Het was een volmaakte schoonheid, dank zij alle sieraden die Ik u gaf", zegt de Oppermachtige HERE.

Ezec. 16:15-22
Maar u dacht dat u ook wel zonder Mij verder kon en vertrouwde helemaal op uw eigen schoonheid. U gaf uw lichaam als een prostituée aan iedere man die voorbijkwam. Hij hoefde maar te vragen en hij kreeg uw schoonheid. U gebruikte de prachtige dingen die Ik u had gegeven om er afgoderij mee te bedrijven en dus ook prostitutie. Ongelooflijk! Zoiets is nog nooit eerder gebeurd! U nam de juwelen en de gouden en zilveren sieraden die Ik u had gegeven en maakte er mannelijke afgodsbeelden van, waarmee u prostitutie bedreef. U gebruikte de prachtig bewerkte kleding die Ik u gaf, om uw afgodsbeelden mee aan te kleden! Met mijn olie en reukwerk vereerde u hen! Voor hen (denk het u eens in) zette u het fijne meel, de olie en de honing neer, die Ik u gaf. U gebruikte het als een heerlijk offer aan hen! De zonen en dochters die u voor Mij ter wereld had gebracht, offerde u als voedsel aan uw goden. Zij zijn er niet meer. Was het al niet erg genoeg dat u een prostituée was? Moest u mijn kinderen ook nog ombrengen in het vuur van heidense altaren?
En in al die jaren van overspel en zonde hebt u geen moment aan de dagen van vroeger gedacht, toen u naakt was, besmeurd met uw eigen bloed.

Ezec. 16:23-34
En toen, naast al uw andere goddeloosheid (wee u, zegt de Oppermachtige HERE) bouwde u voor uzelf een heidens altaar en offerplaatsen in elke straat. Daar maakte u uw schoonheid te schande door uzelf schaamteloos aan iedere man aan te bieden. Onafgebroken bedreef u prostitutie. En ook met het wellustige Egypte pleegde u prostitutie door uw onderling bondgenootschap. En u deed dat om mij te kwetsen! Daarom heb Ik u geslagen met mijn vuist! Ik heb uw gebied verkleind en u in de macht gegeven van uw gierige vijanden (de Filistijnen) en zelfs zij schamen zich voor u. Ook met de Assyriërs hebt u overspel gepleegd door hen tot bondgenoot te maken en hun goden te vereren. Het leek wel alsof u niet genoeg kreeg van steeds weer nieuwe goden. Na uw overspel daar was u nog steeds niet tevreden. Daarom begon u ook nog de goden van het grote handelsland Babel te aanbidden. En nóg was u niet tevreden.
Wat een slappeling bent u", zegt de Oppermachtige HERE, "dat u zulke dingen doet; u bent een onverbeterlijke hoer, die in elke straat afgodsaltaren en offerplaatsen bouwt. Ja, u bent zelfs erger dan een hoer, want u bent zo belust op zonde dat u zelfs geen geld vraagt voor uw liefde!
Ja, u bent een overspelige echtgenote, die met andere mannen leeft in plaats van met haar eigen echtgenoot. Prostituées vragen geld voor hun diensten; mannen betalen hen met vele geschenken. Maar u niet, u gaf hun geschenken om hen naar u toe te lokken! Daarin verschilt u van andere prostituées. Maar u moest hun betalen, want niemand wilde u.

Ezec. 16:35-43
O bandeloze hoer, luister naar het woord van de HERE: De Oppermachtige HERE zegt: Omdat Ik uw smerige zonden zie, uw overspel met uw minnaars (uw verering van afgoden) en het vermoorden van uw kinderen als offers aan uw goden, zal Ik het volgende gaan doen: Ik zal al uw bondgenoten verzamelen (deze minnaars met wie u hebt gezondigd, zowel zij van wie u hield en zij die u haatte) en Ik zal u naakt tentoonstellen voor hen, door u de kleren van het lijf te scheuren waar zij bij zijn. Ik zal u straffen zoals een overspelige vrouw en een moordenares wordt gestraft. U zult boeten voor het bloed dat u hebt doen vloeien en Ik zal u laten kennismaken met mijn jaloerse toorn. Ik zal u overgeven aan uw minnaars om u te laten vernietigen. Zij zullen uw offerplaatsen en afgodsaltaren afbreken, u beroven van uw prachtige juwelen en u naakt en beschaamd achterlaten. Zij zullen zich verzamelen en met een bende tegen u optrekken om u te stenigen en met het zwaard in stukken te hakken. Zij zullen uw huizen verbranden en u straffen voor de ogen van vele vrouwen. Ik zal erop toezien dat u stopt met uw overspel en uw minnaars niet langer betaalt voor hun liefde. Wanneer dat allemaal achter de rug is, zal mijn toorn tegen u bedaren; mijn jaloezie tegen u zal wegebben en Ik zal kalm worden. Ik zal niet langer toornig op u zijn.
Maar eerst zal Ik al uw zonden met u verrekenen, omdat u zich uw jeugd niet hebt herinnerd en Mij toornig hebt gemaakt door al die gruwelijke dingen die u doet, zegt de HERE. Dan zult u niet langer deze schandelijke dingen doen.

Ezec. 16:44-52
'Zo moeder, zo dochter' zal iedereen van u zeggen. Want ook uw moeder had een afkeer van haar man en kinderen en u hebt hetzelfde. Net als uw zusters hebt u een afkeer van man en kinderen. Inderdaad, uw moeder moet wel een Hethitische en uw vader wel een Amoriet zijn geweest! Uw oudere zuster is Samaria en zij leefde met haar dochters ten noorden van u. Uw jongere zuster is Sodom, zij leefde met haar dochters ten zuiden van u. U hebt niet alleen gezondigd zoals zij; nee, dat was nog niets; in korte tijd streefde u hen ver voorbij. Zowaar Ik leef, zegt de Oppermachtige HERE: Sodom en haar dochters zijn nooit zo verdorven geweest als u en uw dochters.
De zonden van uw zuster Sodom waren arrogantie, vraatzucht en onverschilligheid, terwijl buiten haar deur de armen en behoeftigen gebrek leden zonder dat zij hen hielp. Terwijl Ik toekeek, deed zij afschuwelijke dingen. Daarom heb Ik haar weggevaagd, zoals u weet. Zelfs Samaria heeft niet half zoveel zonden bedreven als u. U hebt nog veel meer goddeloosheid bedreven dan uw zusters; zij zijn rechtvaardig vergeleken met u! Wees dan niet verbaasd als zij een lichtere straf krijgen. Want uw zonden zijn zo gruwelijk dat in vergelijking met u uw zusters onschuldig lijken! U verdient daarom de schaamte die u nu voelt.

Ezec. 16:53-58
Maar op een dag zal Ik een ommekeer brengen in het lot van Sodom en Samaria en hun dochters en ook in dat van Juda. Uw vreselijke straf zal een troost voor hen zijn, want hij zal groter zijn dan die van hen. Ja, uw zusters Sodom en Samaria en al hun inwoners zullen weer tot bloei komen en ook Juda zal in die tijd opnieuw welvaart kennen. In uw trotse tijd weigerde u zelfs maar de naam van Sodom uit te spreken. Maar nu is uw grotere goddeloosheid aan de hele wereld getoond en bent ú degene op wie men neerkijkt; Edom en al haar buurstaten en alle Filistijnen. U zult dan de gevolgen van uw schandelijke daden dragen, zegt de HERE God.

Ezec. 16:59-63
Want de Oppermachtige HERE zegt: Ik zal u laten boeten voor het verbreken van het verbond. Mijn plechtige eed liet u volledig koud. Toch zal Ik de belofte houden, die Ik u in uw jeugd gaf. Ik zal een eeuwig verbond met u sluiten. U zult met schaamte terugdenken aan al het kwaad dat u hebt gedaan wanneer Ik u uw zusters Samaria en Sodom als dochters geef, over wie u kunt heersen. U zult zich ervan bewust zijn dat u dit edelmoedige gebaar niet hebt verdiend, want u hebt zich niet aan mijn verbond gehouden. Ik zal dus mijn verbond met u opnieuw bekrachtigen en u zult weten dat Ik de HERE ben. Alles wat u hebt gedaan, zal Ik u weer in herinnering brengen; u zult de hand voor uw mond houden en zwijgen uit schaamte, wanneer Ik u alles zal vergeven wat u hebt misdaan", zegt de Oppermachtige HERE.

Ezec. 17:1-18
TWEE ADELAARS EN EEN WIJNSTOK. Daarop kreeg ik de volgende boodschap van de HERE: "Mensenzoon, geef het volgende raadsel op aan het volk Israël: Zeg tegen hen: 'Dit zegt de Oppermachtige HERE: Een grote arend met brede, krachtige vleugels, vol kleurige, lange veren, vloog naar de Libanon. Hij rukte de top van een grote ceder af en bracht die naar een handelsstad, waar hij haar in de grond plantte.
Daarna haalde hij wat zaad uit uw land en zaaide dat in de vruchtbare grond langs een brede rivier, waar het even snel opgroeide als een wilg. De top schoot wortel en groeide uit tot een lage, maar breed uitgroeiende wijnstok, waarvan de ranken zich naar de arend toekeerden en de wortels zich stevig in de grond verankerden. De ranken waren sterk en ook sproten er mooie bladeren uit de wijnstok voort.
Maar toen een andere breedgevleugelde en goed in de veren zittende arend voorbijkwam, strekte plotseling de wijnstok zijn wortels en ranken naar hem uit en vroeg als het ware de arend om water. Hij stond in goede aarde met genoeg water om een uitstekende wijnstok met veel bladeren en vruchten te worden.
De Oppermachtige HERE vraagt nu: Moet Ik deze boom laten groeien en bloeien? Nee! Ik zal hem met wortel en al uit de grond rukken! Ik zal zijn takken vol fruit wegkappen en zijn bladeren laten verdorren. Hij zal gemakkelijk ontworteld kunnen worden; daar zullen niet veel mensen en weinig inspanning voor nodig zijn. Zelfs als de wijnstok verplant zou worden, is het de vraag of hij het zal uithouden. Nee, toch niet, want als de oostenwind er overheen jaagt, zal hij volledig verdorren. Hij zal sterven in diezelfde goede aarde, waarin hij eerst zo goed groeide."
Toen kreeg ik de volgende boodschap van de HERE: "Vraag deze opstandige Israëlieten: 'Weet u niet wat dit raadsel betekent? Ik zal het u vertellen. Koning Nebukadnezar van Babel (de eerste van de twee arenden) kwam naar Jeruzalem en voerde haar koning en functionarissen (de top van de boom en haar loten) weg naar Babel. Nebukadnezar sloot daarop een overeenkomst met een lid van de koninklijke familie (Zedekia) en liet hem een eed van trouw zweren. Hij plantte een jonge plant in vruchtbare grond langs een brede rivier en verbande de regeringsleiders van Israël, zodat Israël niet weer de kracht zou krijgen om opnieuw in opstand te komen. Alleen door zich aan haar overeenkomst te houden, kon Israël als volk blijven bestaan. Maar ondanks dat kwam Zedekia opnieuw in opstand tegen Babel. Hij zond afgevaardigden naar Egypte en vroeg om een groot leger en vele paarden om Nebukadnezar te bestrijden. Maar zal het Israël goed gaan nadat zij zo al haar beloften heeft gebroken? Zal zij in haar opzet slagen?
Nee! Want, zegt de HERE, het staat voor Mij vast dat de koning van Israël zal sterven. Nebukadnezar zal de boom met wortel en tak uit de grond trekken! Zedekia zal in Babel sterven. In het land van de koning, die hem zijn macht gaf en wiens overeenkomst hij verachtte en verbrak. Farao en zijn machtige leger zullen Israël niet kunnen helpen als de koning van Babel Jeruzalem opnieuw belegert en vele slachtoffers maakt. Want de koning van Israël hield zich niet aan zijn belofte, nadat hij gehoorzaamheid had gezworen. Daarom zal hij niet ontkomen.

Ezec. 17:19-24
De Oppermachtige HERE zegt: Zo waar Ik leef, Ik zal hem straffen omdat hij zich niet hield aan de plechtige eed die hij in mijn naam had afgelegd. Ik zal mijn net over hem heen gooien en hij zal in mijn valstrik lopen. Ik zal hem naar Babel brengen en daar met hem afrekenen om zijn ontrouw aan Mij. De beste soldaten van het leger van Israël zullen op de vlucht met het zwaard worden gedood en zij die in de stad overblijven, zullen over de vier windstreken worden verspreid. Dan zult u weten dat Ik, de HERE, deze woorden heb gesproken.
De Oppermachtige HERE zegt: Ik zal Zelf het mooiste twijgje van de top van de hoogste ceder nemen en dat planten op de top van Israëls hoogste berg. Het zal uitgroeien tot een prachtige ceder, met veel takken en vruchten. Allerlei dieren zullen onder die boom bijeenkomen en zijn takken zullen bescherming bieden aan alle soorten vogels. Iedereen zal moeten erkennen dat Ik, de HERE, Die hoge bomen omhak en lage bomen verhoog, de groene boom laat verdorren en de dorre boom laat bloeien.
Ik, de HERE, heb dit gezegd en zal het ook doen."

Wanneer er straf in het vooruitzicht wordt gesteld, is het heel natuurlijk om anderen de schuld te geven, om zich achter eerder goed gedrag te verbergen of om terug te vallen op afkomst of familie. In een van de duidelijkste passages van alle profetieën rekent God af met het idee dat het volk van Juda alleen zou lijden vanwege de zonden van hun voorvaderen of dat zij enige immuniteit zouden kunnen opeisen als nakomelingen van trouwe voorvaderen als Abraham. Nee, elk mens is verantwoordelijk voor zijn eigen zonden, zegt Ezechiël; en God verzekert zijn volk ervan dat rechtschapen mensen in zondigheid kunnen vervallen en vernietigd kunnen worden, net zoals boosaardigen tot inkeer kunnen komen en gered kunnen worden.

Ezec. 18:1-9
PERSOONLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID. Hierna kreeg ik opnieuw een boodschap van de HERE: "Waarom gebruiken de mensen in Israël het spreekwoord:

  De kinderen worden gestraft
  voor de zonden die hun vaders begaan?

Zo waar Ik leef, zegt de Oppermachtige HERE, u zult dit spreekwoord niet meer gebruiken in Israël. Want alle zielen behoren Mij toe (zowel van vaders als van zonen) en dit is mijn stelregel: Een mens zal uitsluitend om zijn eigen zonden sterven.

  Maar als een man rechtvaardig is
  en doet wat wettig en goed is,
  als hij niet naar de bergen gaat om offers te brengen
  aan de afgoden van Israël en hen te aanbidden;
  als hij geen overspel pleegt
  of met een ongestelde vrouw naar bed gaat;
  als hij niemand afperst
  en onderpanden op tijd weer teruggeeft aan arme schuldenaars;
  als hij geen dief is,
  maar voedsel aan de hongerigen
  en kleding aan de noodlijdenden geeft
  en als hij leent zonder rente te berekenen,
  de zonde uit de weg gaat,
  eerlijk en onbevooroordeeld is in zijn oordeel over anderen
  en als hij mijn wetten trouw gehoorzaamt;
  dan is die man rechtvaardig,
          zegt de HERE,
  en zal hij zeker leven.

Ezec. 18:10-20
Maar als die man een zoon heeft, die een vechtersbaas of een moordenaar is en die al die dingen doet die zijn vader niet heeft gedaan;

  als hij iemand is die weigert de wetten van God na te leven,
  maar afgoden aanbidt in de bergen
  en overspel pleegt,
  de armen en noodlijdenden onderdrukt,
  zijn medemensen berooft
  en weigert schuldenaars hun onderpanden terug te geven,
  van de afgoden houdt
  en hen aanbidt
  en zijn geld uitleent tegen te hoge rente;

zal die man dan leven? Nee! Hij zal zeker sterven, door zijn eigen schuld. Maar het kan zijn dat deze zondige man, op zijn beurt, een zoon heeft, die alle goddeloosheid van zijn vader ziet en desondanks God gaat vrezen en zelf besluit niet zo'n leven te gaan leiden.

  Als die zoon niet de bergen ingaat om offers te brengen aan de afgoden
  en hen te aanbidden;
  als hij geen overspel pleegt
  en eerlijk is tegenover hen die van hem lenen,
  zonder hen te bestelen,
  maar in plaats daarvan de hongerigen voedsel
  en de noodlijdenden kleding geeft;
  als hij de armen helpt,
  zijn geld niet tegen rente uitleent
  en hij mijn wetten gehoorzaamt;

dan hoeft hij niet te sterven om zijn vaders zonden. Hij zal zeker leven. Maar zijn vader zal door zijn eigen zonden sterven, omdat hij wreed is, anderen besteelt en onrecht doet.
'Wat?' zegt u, 'moet een zoon niet voor zijn vaders zonden boeten?' Nee! Want als de zoon het goede doet en mijn wetten naleeft, zal hij zeker leven. Degene die zondigt, is degene die sterft. De zoon zal niet worden gestraft voor de zonden van zijn vader, noch de vader voor de zonden van zijn zoon. Een rechtvaardig mens zal worden beloond voor zijn rechtvaardigheid, maar een goddeloos mens zal voor zijn goddeloosheid worden gestraft.

Ezec. 18:21-32
INKEER EN AFWIJZING. Maar als een goddeloos mens zich van al zijn zonden bekeert, mijn wetten gehoorzaamt en rechtvaardig leeft, zal hij zeker blijven leven en niet sterven. De zonden uit zijn verleden zullen worden vergeten en hij zal leven vanwege zijn rechtvaardigheid. Denkt u dat Ik de goddeloze graag zie sterven? vraagt de HERE. Juist niet! Ik wil alleen dat hij zich bekeert, zijn goddeloze wegen verlaat en leeft.
Maar als een rechtvaardig mens gaat zondigen en zich gedraagt als iedere andere zondaar, zal hij dan blijven leven? Nee, uiteraard niet. Al zijn vroegere rechtvaardigheid zal worden vergeten en hij zal sterven wegens zijn zonden.
Maar toch zegt u: 'De HERE is niet rechtvaardig!' Luister naar Mij, volk van Israël. Ben Ik onrechtvaardig of bent u dat? Als een rechtvaardige man niet langer goed leeft, maar begint te zondigen en in zijn zonden sterft, sterft hij om het kwaad dat hij heeft gedaan. En als een goddeloos mens niet langer goddeloos handelt en de wet gehoorzaamt en het goede doet, zal hij zijn leven redden, want hij heeft er over nagedacht en besloten zijn zonden de rug toe te keren en een leven naar Gods wil te gaan leiden. Hij zal zeker leven en niet sterven. Toch blijven de Israëlieten volhouden dat de HERE onrechtvaardig is! Och volk van Israël, ú bent onrechtvaardig, niet Ik.
Ik zal ieder van u oordelen, Israël, en ieder voor zijn eigen daden belonen of straffen. Houd op met zondigen, nu u er nog de gelegenheid toe hebt, anders zult u omkomen! Werp uw zonden van u af en zorg dat u een nieuw hart en een nieuwe geest krijgt. Want waarom zou u moeten sterven, Israël? Het doet Mij geen plezier u te zien sterven, zegt de Oppermachtige HERE. Bekeer u liever en leef!

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- augustus



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen