23 november


Vervolging en prediking

Het is niet verrassend dat de groeiende kerk tegenstand ondervindt. Sommige mensen ergeren zich aan de pogingen die gedaan worden om hen te onderwijzen; anderen zijn boos omdat hun de waarheid van Christus wordt voorgehouden. Velen zijn kennelijk jaloers op de vreugde en de broederschap die zij onder de discipelen waarnemen. Er zijn bovendien heersers en religieuze leiders die vrezen hun macht of invloed te verliezen nu er zoveel mensen zijn die zich bekeren en zich richten op het onderricht van de Man uit Nazareth. Daarom is het niet verbazingwekkend dat de apostelen zo vaak in het gevang worden gezet of dat Stefanus gedood werd.
Toch zijn de vroege Christenen waarschijnlijk verrast wanneer een grotere, georganiseerde vervolging begint. Deze nieuwe bekeerlingen reageren hier snel op. Zij verlaten Jeruzalem en vluchten naar andere steden in heel Judea en Samaria. Maar ondanks de persoonlijke tragedies waar zij mee te maken hebben, blijkt deze vervolging feitelijk een zegen te zijn. Vanwege hun vurige ijver om het evangelie met anderen te delen, breidt de kerk zich uit tot ver buiten de grenzen van Jeruzalem.
Het historische verslag geeft ons twee voorbeelden van deze prediking. Beide gaan over de evangelist Filippus. Eerst zien we hoe hij in Samaria met een magiër, Simon genaamd, spreekt en enige tijd later hoe hij op de weg van Jeruzalem naar Gaza een Ethiopische regeringsfunctionaris onderwijst.
Gedurende deze periode van vervolgingen blijven de apostelen, de kern van de kerk, in Jeruzalem. De enige uitzondering is een korte reis met een bijzonder doel van Petrus en Johannes naar Samaria.
Aan het begin van het verslag over deze periode van vervolgingen merkt Lukas op dat een invloedrijke Jood, Saulus genaamd, één van de mensen is die de opsluiting van Christenen organiseren. Het zal echter niet lang duren voordat Saulus zelf een gewetenscrisis zal doormaken, waarin hij de roep van Christus zal moeten beantwoorden.

Hand. 8:1b-3 - Jeruzalem
KERK VERSPREIDT ZICH. Vanaf die dag kwamen de volgelingen van Jezus in Jeruzalem onder zware druk te staan. Zij werden zo hevig vervolgd dat zij moesten vluchten naar Judea en Samaria. Alleen de apostelen bleven nog in de stad. Enkele gelovige mannen begroeven Stefanus en rouwden over hem. Saulus deed zijn uiterste best de volgelingen van Jezus uit te roeien. Hij drong, niets en niemand ontziend, hun huizen binnen, sleurde mannen en vrouwen naar buiten en zette hen in de gevangenis.

Hand. 8:4-8 - Samaria
BEDIENING VAN FILIPPUS IN SAMARIA. De volgelingen die uiteengejaagd waren, spraken overal over Jezus en vertelden wat Hij had gedaan. Filippus bijvoorbeeld, ging naar de stad Samaria en vertelde dat Jezus de Christus is. De mensen die naar hem luisterden en zagen welke buitengewone dingen hij deed, hielden zich aan wat hij zei. Boze geesten gingen, onder luid geschreeuw, weg uit de vele mensen die er last van hadden. Vele lammen en kreupelen werden genezen. Het was dan ook niet verwonderlijk, dat er grote vreugde in de stad heerste.

Hand. 8:9-13
SIMON DE TOVENAAR. In de stad woonde een zekere Simon, die zich al langer met toverij bezighield en daarmee alle Samaritanen tot verbazing bracht. Hij deed erg gewichtig en zei dat hij een groot man was. Omdat hij de mensen een hele tijd met allerlei toverkunsten had verbaasd, hielden zij zich aan wat hij zei, zowel groot als klein. "Deze man is geweldig!" werd er gezegd. "Gods kracht is in hem." Maar dat veranderde toen Filippus kwam. Hij vertelde hun over het Koninkrijk van God en over Jezus Christus. De mensen geloofden hem en lieten zich dopen, zowel mannen als vrouwen. Zelfs Simon geloofde wat Filippus zei en liet zich dopen. Hij liep steeds achter Filippus aan en viel van de ene verbazing in de andere, door de wonderlijke dingen die hij voor zijn ogen zag gebeuren.

Hand. 8:14-17
GEBED OM HEILIGE GEEST. De apostelen in Jeruzalem hoorden dat de bevolking van Samaria in de Here Jezus was gaan geloven. Daarom stuurden zij Petrus en Johannes erheen om eens te kijken. Het bleek dat de nieuwe volgelingen wel in de naam van de Here Jezus gedoopt waren, maar niet de Heilige Geest hadden ontvangen. Daarom baden Petrus en Johannes voor hen, legden hun handen op hen en zij ontvingen de Heilige Geest.

Hand. 8:18-24
SIMON DOOR PETRUS TERECHTGEWEZEN. Toen Simon de Tovenaar zag dat de volgelingen de Heilige Geest ontvingen, doordat Petrus en Johannes hun handen op hen legden, bood hij de twee apostelen geld en zei: "Geef mij die macht ook, dan kan iedereen de Heilige Geest ontvangen als ik mijn handen op hem leg."
"Uw geld zal u te gronde richten!" antwoordde Petrus. "Wat God geeft, is niet te koop. U hebt hier part noch deel aan. U staat niet zuiver voor God. Vreselijk dat u met zo'n voorstel aankomt. Kom toch tot inkeer en smeek God of Hij u wil vergeven dat u zoiets hebt bedacht. Ik zie dat u vergiftigd bent door jaloezie, dat u gevangen zit in uw eigen zonde."
Simon antwoordde: "Wilt u de Here voor mij vragen mij niet de straf te geven die u zojuist noemde?"

Hand. 8:25
TERUGKEER NAAR JERUZALEM. Petrus en Johannes verzekerden de Samaritanen dat zij hen als broeders erkenden. Nadat zij hadden gezegd wat hun door God was opgedragen, vertrokken zij weer naar Jeruzalem. Onderweg maakten zij in vele Samaritaanse dorpen het goede nieuws van Jezus Christus bekend.

Hand. 8:26-35 - De weg naar Gaza
FILIPPUS ONDERWIJST ETHIOPIER. Filippus ging ook de stad uit, want een engel van God had tegen hem gezegd: "Zorg ervoor dat u vanmiddag op de weg van Jeruzalem naar Gaza bent; dat is een eenzame weg." Toen Filippus op die weg liep, zag hij een wagen voor zich uit rijden. In die wagen zat een voorname Ethiopiër. Hij was minister van financiën in de regering van koningin Candace van Ethiopië. De man was in Jeruzalem geweest om God te aanbidden en keerde nu naar zijn land terug. Onderweg zat hij hardop te lezen uit het boek van de profeet Jesaja. De Heilige Geest zei tegen Filippus: "Haal die wagen in en blijf ernaast lopen."
Filippus zette de pas erin en toen hij bij de wagen kwam, hoorde hij iemand hardop lezen. Het was uit het boek Jesaja. "Begrijpt u wat u leest?" vroeg hij aan de man in de wagen.
"Eerlijk gezegd, begrijp ik er niet veel van", antwoordde de man. "Er staat ook geen uitleg bij!" En hij vroeg Filippus bij hem in de wagen te komen zitten.
In het gedeelte dat de Ethiopiër aan het lezen was, zei de profeet Jesaja:

  "Hij was als een schaap, dat voor de slacht weggebracht werd.
  Hij deed zijn mond niet open, zoals een lam stil is terwijl het geschoren wordt.
  Hij werd vernederd en zijn recht werd hem ontnomen.
  Wie zal over zijn nageslacht vertellen?
  Zijn leven is immers van de aarde weggenomen."

De Ethiopiër vroeg aan Filippus: "Heeft Jesaja het hier over zichzelf of over iemand anders?" Filippus antwoordde dat Jesaja over de Christus sprak. Hij vertelde hem dat Jezus de Christus is, waarbij hij uitging van wat zij zojuist hadden gelezen.

Hand. 8:36-39
ETHIOPIER GEDOOPT. Op een gegeven ogenblik reden zij langs een water. "Kijk", zei de Ethiopiër, "daar is water. Wat is erop tegen mij te dopen?" Filippus antwoordde: "Als u met uw hele hart in Jezus gelooft, is er niets op tegen." Hij zei daarop: "Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is." Hij liet de wagen stilhouden en ging samen met Filippus het water in en Filippus doopte hem. Toen zij uit het water kwamen, nam de Geest van de Here Filippus weg. De Ethiopiër zag dat hij weg was. Hij reisde verder met een hart vol blijdschap.

Hand. 8:40 - Caesarea
FILIPPUS BLIJFT PREDIKEN. Filippus ontdekte dat hij in Asdod was. Vandaar ging hij naar het noorden en kwam tenslotte in Caesarea. Onderweg sprak hij in alle plaatsen over Jezus Christus.

De bekering van Saulus

Saulus zal later een van de bekendste en meest gelezen apostelen worden. Hij zal drie grote zendingsreizen ondernemen, en gedurende die reizen zal hij kerkgemeenten stichten in de gebieden die wij tegenwoordig kennen als Turkije, Griekenland en Italië. Hij zal de schrijver zijn van tenminste dertien door God ingegeven brieven van de Schrift (ook wel “epistels” genoemd) en hij zal Christus prediken ten overstaan van hoge regeringsfunctionarissen. Verder zal hij misschien wel meer onder vervolging te lijden hebben vanwege zijn werk voor de Heer dan enig ander mens die de naam van Jezus heeft verkondigd. Maar op dit moment is Saulus alleen maar bekend omdat hij de grote vervolger is van de kerk van de Heer en wordt Hij gevreesd door alle mensen voor wie de naam Jezus dierbaar is.
De gebeurtenissen die leiden tot de radicale verandering in deze man Saulus zijn werkelijk opmerkelijk. Op een bepaalde manier is zijn bekering een ervaring die vergelijkbaar is met de bekering van elke andere gelovige die zijn leven in trouwe gehoorzaamheid aan Christus geeft. Maar Saulus is voorbestemd om een bijzondere apostel voor de Heer te worden en dus is het noodzakelijk dat hij getuige is van de wederopstanding van Jezus. Daarom gaat zijn bekering vergezeld van een persoonlijke verschijning van Jezus. Later in zijn bediening, wanneer mensen zijn apostelschap in twijfel trekken, zal Saulus (die dan bekend zal staan als Paulus) naar deze ervaring verwijzen als fundament voor zijn apostelschap en het begin van zijn speciale zending voor Christus.
Saulus weet op dit moment echter nog niet wat de toekomst hem zal brengen en maakt nog steeds vastberaden jacht op mensen die in Jezus geloven (wier sekte nu eenvoudigweg bekendstaat als “De Weg”) om hen te arresteren en te vervolgen.

Hand. 9:1-9 - Vlakbij Damscus
JEZUS VERSCHIJNT AAN SAULUS. Saulus bleef de discipelen van Jezus fanatiek achtervolgen en dreigde hen met dood en gevangenis. Hij ging naar de hogepriester en vroeg om aanbevelingsbrieven voor de synagogen in Damascus, een stad waar veel Joden woonden. Hij wilde daar mannen en vrouwen opsporen die in Jezus geloofden, hen in de boeien slaan en naar Jeruzalem brengen. Hij kreeg die brieven en ging op weg. Toen hij in de buurt van Damascus kwam, flitste er plotseling een licht vanuit de hemel, dat hem gevangen hield. Hij viel op de grond en hoorde een stem: "Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?"
"Wie bent U, Here?" vroeg Saulus.
"Ik ben Jezus", zei de stem, "Die u zo fanatiek vervolgt. Sta op en ga de stad in. Daar zal u gezegd worden wat u moet doen."
De mannen die met Saulus meereisden, waren met stomheid geslagen. Zij hadden de stem wel gehoord, maar niemand gezien. Saulus stond op en deed zijn ogen open, maar kon niets zien. De mannen die bij hem waren, namen hem bij de hand en brachten hem Damascus binnen. Drie dagen lang kon hij niets zien. Al die tijd at en dronk hij niets.

Hand. 9:10-16 - Damscus
ANANIAS NAAR SAULUS GESTUURD. Eén van de volgelingen van Jezus in die stad kreeg een visioen. In dat visioen riep de Here hem. "Ananias!"
"Ja, Here", antwoordde Ananias.
De Here zei: "Ga naar de Rechte Straat, naar het huis van Judas. Daar logeert een zekere Saulus uit Tarsus; hij is nu aan het bidden. In een visioen heeft hij u zien binnenkomen. En in dat visioen legde u uw handen op hem, waardoor hij weer kon zien."
Ananias maakte bezwaren. "Maar, Here", zei hij. "Ik heb zoveel slechte dingen over die man gehoord. Hij heeft Uw mensen in Jeruzalem veel kwaad gedaan. Hij heeft van de hoofdpriesters zelfs toestemming gekregen om al Uw volgelingen hier in de boeien te slaan!"
Maar de Here zei tegen hem: "U moet gaan, Ananias! Ik heb besloten die man te gebruiken. Ik heb hem uitgekozen om Mij bekend te maken aan andere volken en hun koningen en ook aan het volk van Israël. Ik zal hem duidelijk maken hoeveel leed hij voor Mij moet doorstaan."

Hand. 9:17-19
SAULUS DOOR ANANIAS GEDOOPT. Ananias deed wat de Here hem had opgedragen en begaf zich naar het huis waar Saulus was. Hij legde zijn handen op hem en zei: "Saul, broeder, ik ben gestuurd door Jezus, Die u onderweg hebt ontmoet. U zult weer kunnen zien en vol worden van de Heilige Geest." Het was net of er een vlies van Saulus' ogen viel. Ineens kon hij weer zien. Daarna liet hij zich dopen en ging wat eten om op krachten te komen. Saulus bleef een paar dagen bij de volgelingen van Jezus in Damascus.

Hand. 9:20-22
SAULUS VERKONDIGT JEZUS. Hij ging zelfs naar de verschillende synagogen en vertelde daar openlijk dat Jezus Gods Zoon is. Allen die hem hoorden, waren hoogst verbaasd. "Dit is toch de man, die in Jeruzalem de aanhangers van Jezus heeft uitgeroeid? Hij kwam hier toch om mensen van dat geloof gevangen te nemen en naar de hoofdpriesters in Jeruzalem te brengen?" Maar Saulus sprak met steeds meer overtuiging en bracht de Joden in Damascus in verwarring door te bewijzen dat Jezus de Christus is.

Hand. 9:23-25
SAMENZWERING OM SAULUS TE DODEN. Een tijd later besloten de Joodse leiders hem te doden. Dag en nacht bewaakten zij de poorten van de stad om hem te vermoorden. Maar Saulus hoorde van hun plannen. Toen het donker was, lieten zijn discipelen hem vanaf de stadsmuur in een mand naar beneden zakken.

Hand. 9:26-30
GEMENGDE ONTVANGST IN JERUZALEM. Toen Saulus in Jeruzalem aankwam, probeerde hij zich bij de andere discipelen van Jezus aan te sluiten. Maar die waren allemaal bang voor hem, omdat zij niet konden geloven dat hij ook een discipel van Jezus was geworden. Maar Barnabas nam het voor hem op en bracht hem bij de apostelen. Hij vertelde hun hoe Saulus op weg naar Damascus de Here had gezien en wat Hij tegen hem had gezegd. Barnabas vertelde ook dat Saulus in Damascus vrijmoedig over Jezus had gesproken. Saulus werd in de groep opgenomen. Hij bewoog zich vrij in Jeruzalem en sprak openlijk over Jezus. De Griekstalige Joden waren hem niet goedgezind. Na enkele verhitte gesprekken met hem, probeerden zij hem te doden. Toen zijn vrienden dat hoorden, brachten zij Saulus naar Caesarea en stuurden hem vandaar naar Tarsus.

Hand. 9:31
VREDE EN VERDERE GROEI. De volgelingen van Jezus in Judea, Galilea en Samaria hadden een tijd van rust en konden in vrede bij elkaar komen. Hun geloof werd sterker en zij gehoorzaamden de Here. De Heilige Geest bemoedigde hen en steeds meer mensen sloten zich bij hen aan.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- november



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen